201209298/1/A4 en 201209316/1/A4.
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 augustus 2012 in zaken nrs. 11/1624 en 11/1629 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het Waterschap Aa en Maas.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2010 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om op 25 augustus 2010 ten aanzien van [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen vanwege overtreding van de Keur Waterschap Aa en Maas op schrift gesteld.
Bij besluit van 1 november 2010 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellant] een vergunning als bedoeld in de Waterwet te verlenen voor het realiseren van een keermuur bij zijn woning.
Bij besluit van 25 november 2010 heeft het dagelijks bestuur aan [appellant] een last onder bestuursdwang opgelegd wegens het overtreden van de op 18 mei 2010 aan hem krachtens de Waterwet verleende vergunning.
Bij besluit van 5 april 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] tegen het besluit van 1 november 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 11 april 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] tegen de besluiten van 7 september 2010 en 25 november 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 augustus 2012 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 5 april 2011 en 11 april 2011 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 4 september 2013, waar [appellant], en het dagelijks bestuur vertegenwoordigd door mr. R.A.C. van de Werdt, J.A. Kloosterboer en M.H.M. van Rossum, zijn verschenen.
Overwegingen
Besluit van 5 april 2011
1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waterwet is de toepassing van deze wet gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste.
Ingevolge artikel 6.21 wordt een vergunning geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1.
Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Keur Waterschap Aa en Maas 2011, zoals dit artikel ten tijde van het nemen van het besluit van 5 april 2011 luidde, is het verboden zonder vergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk door, daarin, daarop, daarboven, of daaronder:
a. werkzaamheden te verrichten;
b. werken of beplantingen, met uitzondering van graszoden, te plaatsen, te wijzigen of te behouden, dan wel in of op waterkeringen aanwezige werken of beplantingen te verwijderen.
Uit paragraaf 7.5 van de Beleidsregels Keur waterschap Aa en Maas (hierna: de Beleidsregels), zoals deze ten tijde van het nemen van het besluit van 5 april 2011 luidde, volgt dat voor (ver)nieuwbouw binnen de kernzone en de beschermingszone een vergunning verleend kan worden. Voor vernieuwbouw geldt als voorwaarde voor vergunningverlening dat binnen de kernzone en beschermingszone (zoals aangegeven in de legger) van de waterkering dient te worden voldaan aan het uitgangspunt van functiescheiding. De vernieuwbouw dient geen onderdeel van de waterkering te zijn.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur ten onrechte de gevraagde vergunning heeft geweigerd. In dit verband voert hij aan dat de aangevraagde muur geen vernieuwbouw betreft, omdat de nieuwe muur als zelfstandig element zal worden gerealiseerd. Verder stelt hij zich op het standpunt dat zijn woning niet buiten stedelijk gebied ligt. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur ten onrechte heeft gesteld dat niet aan het criterium van functiescheiding wordt voldaan. De rechtbank heeft volgens hem ten onrechte overwogen dat hij de conclusies in het bij het besluit van 1 november 2010 behorende Geotechnisch advies inzake vergunningverlening Keur van 19 oktober 2010 (hierna: het Geotechnisch advies) niet heeft weersproken. Verder stelt hij dat aan de aangevraagde keermuur te zware eisen zijn gesteld wat betreft het waterkerend vermogen. Functiescheiding als bedoeld in de Beleidsregels is volgens [appellant] primair de verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur.
2.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning van [appellant] buiten stedelijk gebied ligt en heeft op grond van door [appellant] overgelegde foto's en een door het dagelijks bestuur overgelegde bestektekening van Tauw vastgesteld dat ter plaatse van de aangevraagde muur reeds een deel van een muur aanwezig is, zodat de aangevraagde muur als vernieuwbouw moet worden aangemerkt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat niet is voldaan aan het in de Beleidsregels opgenomen criterium dat vernieuwbouw binnen de kernzone en beschermingszone van de waterkering dient te voldoen aan het uitgangspunt van functiescheiding en dat de door [appellant] beoogde muur niet aantoonbaar als waterkerend element is ontworpen. Daarbij heeft de rechtbank zich gebaseerd op het Geotechnisch advies, waarvan [appellant] de inhoud niet heeft weersproken. Het college heeft de gevraagde vergunning naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht geweigerd.
2.2. Uit de Beleidsregels volgt dat onder vernieuwbouw het volgende moet worden verstaan: op een voorheen reeds bebouwde locatie vernieuwen van de bebouwing. Dit kan zijn door het volledig opnieuw bouwen op de betreffende locatie, maar ook door bijvoorbeeld het nieuw bouwen op bestaande fundering.
Ter zitting is komen vast te staan dat uit de door het dagelijks bestuur overgelegde bestektekeningen van Tauw blijkt dat er ter plaatse van de aangevraagde muur een keermuur aanwezig zou moeten zijn. Nu [appellant] op dezelfde plek een nieuwe muur wil realiseren, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de aangevraagde muur als vernieuwbouw moet worden aangemerkt. Dat deze muur feitelijk niet in zijn geheel aanwezig is en dat die muur door iemand anders dan [appellant] is verwijderd, maakt niet dat het geen vernieuwbouw betreft. Het betoog faalt.
2.3. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de vraag of de woning van [appellant] binnen of buiten stedelijk gebied ligt niet aan de orde. De rechtbank heeft immers terecht geoordeeld dat de aangevraagde muur als vernieuwbouw moet worden aangemerkt en het antwoord op de vraag of de woning van [appellant] binnen of buiten stedelijk gebied ligt, is, zo volgt uit de Beleidsregels, slechts relevant indien vergunning wordt gevraagd voor nieuwbouw. Nu het hier om vernieuwbouw gaat, staat ter beoordeling of wordt voldaan aan het voor vernieuwbouw in de Beleidsregels gestelde criterium van functiescheiding. De vraag of de muur waterkerend is, is niet aan de orde. In het Geotechnisch advies staat dat de muur onderdeel zou worden van de waterkering. Daarmee wordt niet voldaan aan het criterium van functiescheiding. [appellant] heeft deze conclusie niet bestreden. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd. Het betoog faalt.
Besluit van 11 april 2011
3. Ingevolge artikel 3.7, eerste lid, van de Keur Waterschap Aa en Maas (hierna: de Keur), zoals die luidde ten tijde van het nemen van het besluit van 7 september 2010, is het verboden zonder vergunning van het bestuur op, in, onder, boven of aan een waterkering:
a. te ploegen, te spitten, te graven, te bemesten, te injecteren of daarop of daarin enige handeling te verrichten of na te laten, waardoor de vastheid en de gelijkheid van het oppervlak veranderd wordt;
b. werken aan te leggen, te hebben, te wijzigen of op te ruimen;
c. (..);
d. gebouwen, getimmerten, muren of andere constructies of inrichtingen te plaatsen, te hebben, te verbouwen of te slopen;
e. palen en borden, uitgezonderd afrasteringen ten behoeve van beweiding, te plaatsen, te hebben, te wijzigen of op te ruimen.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de bij besluit van 18 mei 2010 verleende vergunning tevens betrekking heeft op een tuinmuur. Uit de aanvraag en de daarbij behorende bouwtekeningen blijkt duidelijk dat vergunning is gevraagd voor een muur, aldus [appellant]. De Afdeling begrijpt deze grond aldus dat [appellant] betoogt dat hij niet in strijd met artikel 3.7 van de Keur heeft gehandeld en het dagelijks bestuur derhalve niet bevoegd was handhavend op te treden.
4.1. De rechtbank heeft overwogen dat bij besluit van 18 mei 2010 geen vergunning is verleend voor een tuinmuur en dat [appellant] door het aanbrengen van funderingspalen en het graven van een sleuf ten behoeve van de realisatie van die muur in strijd heeft gehandeld met artikel 3.7 van de Keur.
4.2. In het aanvraagformulier wordt het realiseren van een tuinmuur niet vermeld. Vast staat dat het in de aanvraag vermelde aanbrengen van een verhoogd terras met behulp van keermuren niet ziet op de door [appellant] geplande tuinmuur. Op de bij de aanvraag behorende tekeningen staat ter plaatse van de door [appellant] geplande tuinmuur slechts een zwarte L-vormige streep. Daaruit blijkt, anders dan [appellant] stelt, niet dat een tuinmuur is aangevraagd. Evenmin is een constructietekening van de muur bij de aanvraag gevoegd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij besluit van 18 mei 2010 geen vergunning is verleend voor de door [appellant] geplande tuinmuur en dat hij door het aanbrengen van de funderingspalen en het graven van een sleuf ten behoeve van de realisatie van die muur in strijd heeft gehandeld met artikel 3.7 van de Keur. Het betoog faalt.
Slotoverwegingen
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013
492.