201204059/6/R1.
Datum uitspraak: 30 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Haarlem,
2. de stichting Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen en de stichting Stichting tot Behoud van het Frederikspark (hierna: de stichtingen), beide gevestigd te Haarlem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Frederikspark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellant sub 1] en de stichtingen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Horeca exploitatie Maatschappij Tamarinde B.V. (hierna: Seksclub Penthouse) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2012, waar de stichtingen, vertegenwoordigd door respectievelijk A.H.J. Vermeulen en M.M. Grothuis-Wiesman, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.A. Vreeswijk-Rooth, ing. J.A. Polman en J.M. Kaldenhoven, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Seksclub Penthouse, vertegenwoordigd door K.T.J. van Dun en bijgestaan door mr. K. van der Leij, advocaat te Hoofddorp, en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. A.F.P. van Mierlo, ir. L.J.A.M. van Grinsven en ing. H.J. Kassens, allen werkzaam bij de provincie, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 13 februari 2013, nr. 201204059/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 16 februari 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
De raad heeft bij brief te kennen gegeven op 6 juni 2013 de gebreken in het besluit van 16 februari 2012 te hebben hersteld deels door een nadere motivering van het besluit en deels door het nemen van een nieuw besluit.
[appellant sub 1] en de stichtingen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop de gebreken in het besluit van 16 februari 2012 zijn hersteld naar voren te brengen. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft de behandeling van de beroepen van [appellant sub 1] en de stichtingen afgesplitst van de behandeling van het beroep in zaak nr. 201204059/1/R1.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting ten behoeve van de beroepen van [appellant sub 1] en de stichtingen achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek ten aanzien van deze beroepen gesloten.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Tussenuitspraak
2. Gezien de overwegingen 6.2 en 6.3 van de tussenuitspraak van 13 februari 2013 ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 16 februari 2012 wat betreft artikel 10, lid 10.3, onder c, van de planregels en het plandeel met de bestemming "Tuin-1" voor het gedeelte van het perceel Frederikspark 4 gelegen achter de zuidelijke toegangspoort is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van 16 februari 2012 in zoverre gegrond. Dat besluit dient, voor zover het betreft artikel 10, lid 10.3, onder c, van de planregels en het plandeel met de bestemming "Tuin-1" voor het gedeelte van het perceel Frederikspark 4 gelegen achter de zuidelijke toegangspoort, te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 16 februari 2012 is, gelet op overweging 3.3 van de tussenuitspraak, voor het overige ongegrond.
3. Gezien overweging 8.2 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen de stichtingen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 16 februari 2012 wat betreft artikel 7, lid 7.1, onder k, van de planregels niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Gelet hierop is het beroep van de stichtingen tegen het besluit van 16 februari 2012 in zoverre gegrond. Dat besluit dient, voor zover het betreft artikel 7, lid 7.1, onder k, van de planregels wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb te worden vernietigd. Het beroep van de stichtingen is, gelet op de overwegingen 3.3, 5, 8.3.1 en 8.4 van de tussenuitspraak, voor het overige ongegrond.
4. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1] en de stichtingen opgedragen om het besluit van 16 februari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Frederikspark":
- met inachtneming van overweging 6.2 van de tussenuitspraak voor het plandeel met de bestemming "Tuin-1" wat betreft het perceel Frederikspark 4 te wijzigen door vaststelling van een andere regeling;
- met inachtneming van overweging 6.3, artikel 10, lid 10.3, onder c, van de planregels te wijzigen door de vaststelling van een andere regeling;
- met inachtneming van overweging 8.2 alsnog planregels vast te stellen die het gebruik van de gronden met de bestemming "Groen" als evenemententerrein beperken en de gevolgen die deze planregels hebben voor onder meer de bodem en de bomen van het rijksmonument Frederikspark daarbij uitdrukkelijk te betrekken.
5. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 6 juni 2013 het bestemmingsplan "Frederikspark" ten behoeve van de beroepen van [appellant sub 1] en de stichtingen integraal opnieuw vastgesteld met dien verstande dat in artikel 1, lid 1.38 tot en met lid 1.41, en artikel 7, lid 7.1, onder k en l, en lid 7.3, van de planregels het gebruik van de gronden met de bestemming "Groen" als evenemententerrein is beperkt. Voorts is op de verbeelding aan de gronden met de bestemming "Tuin-1" aan de zuidzijde van het perceel Frederikspark 4 de aanduiding "parkeerterrein" toegekend en is artikel 10, lid 10.3, onder c, van de planregels gewijzigd.
6. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft een beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
6.1. De Afdeling merkt het besluit van 6 juni 2013 aan als besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Vast staat dat [appellant sub 1] en de stichtingen belang hebben bij de beoordeling van dat besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, zijn de beroepen van [appellant sub 1] en de stichtingen dan ook van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 6 juni 2013.
7. [appellant sub 1] en de stichtingen hebben naar aanleiding van het besluit van 6 juni 2013 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen het besluit van 6 juni 2013 voor zover het betreft de onder 5 genoemde wijzigingen. De van rechtswege ontstane beroepen zijn in zoverre ongegrond.
8. Met het besluit van 6 juni 2013 is het bestemmingsplan "Frederikspark" zoals dat op 16 februari 2012 was vastgesteld voor het overige niet gewijzigd. Met betrekking tot de beroepsgronden die [appellant sub 1] en de stichtingen hebben aangevoerd tegen het besluit van 16 februari 2012, welke worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 6 juni 2013, ziet de Afdeling thans geen aanleiding anders te oordelen dan zij in de tussenuitspraak heeft gedaan. De van rechtswege ontstane beroepen zijn ook voor het overige ongegrond.
Proceskosten
9. De raad dient ten aanzien van de stichtingen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en de stichting Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen en de stichting Stichting tot Behoud van het Frederikspark tegen het besluit van de raad van de gemeente Haarlem van 16 februari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Frederikspark" gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Haarlem van 16 februari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Frederikspark" voor zover het betreft:
- artikel 10, lid 10.3, onder c, van de planregels;
- het plandeel met de bestemming "Tuin-1" voor het gedeelte van het perceel Frederikspark 4 gelegen achter de zuidelijke toegangspoort;
- artikel 7, lid 7.1, onder k, van de planregels;
III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en de stichting Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen en de stichting Stichting tot Behoud van het Frederikspark tegen het besluit van de raad van de gemeente Haarlem van 16 februari 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Frederikspark" voor het overige ongegrond;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en de stichtingen tegen het besluit van de raad van de gemeente Haarlem van 6 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Frederikspark" volledig ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Haarlem tot vergoeding van bij de stichting Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen en de stichting Stichting tot Behoud van het Frederikspark in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 43,12 (zegge: drieënveertig euro en twaalf cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Haarlem aan:
- [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt;
- de stichting Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen en de stichting Stichting tot Behoud van het Frederikspark het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2013
410-749