ECLI:NL:RVS:2013:1679

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
201303482/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omwisseling buitenlands rijbewijs door RDW

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die op 7 maart 2013 zijn beroep tegen de afwijzing van de RDW om een Nederlands rijbewijs af te geven, ongegrond verklaarde. De RDW had op 28 juni 2012 de aanvraag van [appellant] om omwisseling van een buitenlands rijbewijs afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht had geoordeeld dat het rijbewijs van [appellant] als een Joegoslavisch rijbewijs moest worden aangemerkt en niet als een Sloveens rijbewijs, omdat het rijbewijs niet door het bevoegde gezag van Slovenië was verstrekt. Dit oordeel werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd. De Afdeling overwoog dat het enkele feit dat [appellant] zijn rijbewijs in Slovenië had behaald, niet voldoende was om het als een Sloveens rijbewijs te kwalificeren. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat de RDW niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld, omdat de gevallen die door [appellant] werden aangevoerd niet gelijk waren aan zijn situatie. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201303482/1/A3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 maart 2013 in zaak nr. 12/2106 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de RDW een aanvraag van [appellant] om afgifte van een Nederlands rijbewijs, door omwisseling van een buitenlands rijbewijs, afgewezen.
Bij besluit van 23 oktober 2012 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkels, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en [gemachtigde], en de RDW, vertegenwoordigd door mr. E.C. Niemeijer, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 111, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt een rijbewijs slechts afgegeven aan degene die blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid.
….Ingevolge artikel 45, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen (hierna: het Reglement) kan een rijbewijs worden afgegeven tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, indien aan het genoemde onder a en b wordt voldaan.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, aanhef en onder a, dient, indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, bij de aanvraag tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.
Ingevolge het vijfde lid dienen het over te leggen rijbewijs en de wijze van verkrijging daarvan bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als zijnde ten minste gelijkwaardig aan rijbewijzen en de verkrijging daarvan zoals voorzien in richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), dan wel dient het over te leggen rijbewijs bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als een rijbewijs dat om redenen van algemeen belang voor omwisseling in aanmerking komt.
Ingevolge artikel 1 van de Regeling omwisseling niet-Nederlandse rijbewijzen (hierna: de Regeling) komen de door de in deze bepaling genoemde landen afgegeven rijbewijzen, voor de daarbij aangegeven categorie of categorieën, voor omwisseling tegen een Nederlands rijbewijs in aanmerking.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, komen om redenen van algemeen belang voor omwisseling tegen een Nederlands rijbewijs in aanmerking door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijzen die niet op andere wijze voor omwisseling in aanmerking komen en waarvan de houder ten genoegen van de RDW kan aantonen dat hij dan wel een van de personen van het gezin waartoe hij behoort en waarmee hij in Nederland samenwoont, dient te worden aangemerkt als een ingekomen werknemer in de zin van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 ten aanzien van wie op grond van zijn specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, de in artikel 9, eerste lid, van dat besluit bedoelde bewijsregel van toepassing is.
Ingevolge het tweede lid kan de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer, buiten de gevallen, bedoeld in het eerste lid, na overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat, om redenen, aan het algemeen belang ontleend, een door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat niet op andere wijze voor omwisseling tegen een Nederlands rijbewijs in aanmerking komt, omwisselen tegen een Nederlands rijbewijs.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de RDW terecht zijn rijbewijs als een Joegoslavisch rijbewijs en niet als een Sloveens rijbewijs heeft aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat dat hij de categorieën C en E van zijn rijbewijs in Slovenië heeft behaald.
2.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het enkele feit dat [appellant] voormelde categorieën van zijn rijbewijs heeft behaald op het grondgebied van het voormalige Joegoslavië dat thans tot Slovenië behoort, niet betekent dat het rijbewijs als een Sloveens rijbewijs dient te worden aangemerkt, als bedoeld in artikel 45 van het Reglement. Daartoe is vereist dat het rijbewijs door het daartoe bevoegde gezag van Slovenië is verstrekt, hetgeen niet het geval is, reeds nu Slovenië ten tijde van het behalen van de desbetreffende categorieën nog geen zelfstandig land was. Het betoog faalt.
3. Niet in geschil is dat het voormalige Joegoslavië niet een van de in artikel 1 van de Regeling genoemde landen is. Evenmin is in geschil dat [appellant] niet voldoet aan een van de in artikel 2 van de Regeling genoemde uitzonderingen.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de RDW niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Daartoe voert hij aan dat uit de door hem in beroep en hoger beroep overgelegde verklaringen volgt dat van andere personen het Joegoslavische rijbewijs wel is omgewisseld.
4.1. Onderzoek door de RDW heeft uitgewezen dat in de door [appellant] in beroep genoemde gevallen het Nederlandse rijbewijs is verkregen nadat opnieuw examen is gedaan. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat dit geen gelijke gevallen zijn. Uit het onderzoek door de RDW is voorts gebleken dat in het door [appellant] in hoger beroep genoemde geval het Nederlandse rijbewijs niet door omwisseling van een Joegoslavisch rijbewijs is verkregen, maar door omwisseling van een Oostenrijks rijbewijs. Ook dit is derhalve geen gelijk geval.
Het betoog faalt.
5. Voor zover [appellant] betoogt dat hij zich door de RDW gediscrimineerd voelt wegens zijn afkomst, wordt overwogen dat dit betoog niet gericht is tegen de aangevallen uitspraak en reeds daarom niet tot het ermee beoogde doel kan leiden.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013
434-798.