201301807/1/R4.
Datum uitspraak: 23 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Bleskensgraaf, gemeente Molenwaard,
appellant,
en
de raad van de gemeente Graafstroom, thans gemeente Molenwaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte Abbekesdoel 58 en 59 Bleskensgraaf" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.A. Alciyan, werkzaam bij SRM Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.P.J. Kreeft en W. Roelen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting gehoord [belanghebbende].
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in woonbebouwing op gronden ten zuidoosten van de woning van [appellant] op het perceel [locatie]. Het plangebied ligt onmiddellijk ten westen van bestaande lintbebouwing in het buitengebied.
3. [appellant] betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in twee ruimte voor ruimte-woningen. Daartoe voert hij aan dat een wethouder van de gemeente Graafstroom in het verleden de toezegging heeft gedaan dat op deze locatie geen nieuwe bebouwing zou worden toegestaan. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met het vertrouwensbeginsel, aldus [appellant].
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in het verleden geen formele en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan ten aanzien van het toestaan van nieuwe bebouwing op de betrokken gronden.
3.2. Daargelaten of in het betrokken geval door een wethouder concrete toezeggingen zijn gedaan, overweegt de Afdeling dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een wethouder, maar bij de raad. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld. Het betoog faalt.
4. [appellant] voert verder aan dat de twee ruimte voor ruimte-woningen de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse aantasten, nu lintbebouwing in het buitengebied wordt uitgebreid. Volgens [appellant] wordt de ruimtelijke kwaliteit meer gediend indien de woningen worden gesitueerd ter plaatse van de te slopen bedrijfsbebouwing.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, nu een einde wordt gemaakt aan bebouwing ten zuiden van de wetering, die zich slecht verhoudt tot de lintbebouwing ter plaatse. Het plan past voorts binnen het beleid dat is neergelegd in de op 29 maart 2011 vastgestelde "Structuurvisie Graafstroom" (hierna: de structuurvisie), aldus de raad.
4.2. Uit de structuurvisie kan worden afgeleid dat het daarin vervatte beleid is gericht op het versterken van het dorpshart van Bleskensgraaf alsmede het beschermen van het landschap in de omgeving. De Afdeling stelt vast dat het plan voorziet in het verwijderen van bedrijfsbebouwing ten zuiden van de wetering. Voorts worden de ruimte voor ruimte-woningen in het plan zodanig gesitueerd dat zij aansluiten op het bestaande bebouwingslint. In zoverre heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan past binnen het in de structuurvisie vervatte beleid. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Het betoog faalt.
5. [appellant] voert voorts aan dat de oppervlakte die ter beschikking is gesteld ten behoeve van de compensatiewoningen groter is dan de oppervlakte van de te slopen bedrijfsbebouwing. Het toestaan van de betrokken woningen is voorts in strijd met de provinciale ruimte voor ruimte-regeling, nu de bedrijfsgebouwen aan de Abbekesdoel 58 en 59 nog niet zijn verwijderd en deels nog in gebruik zijn. In het plan is ten onrechte niet verankerd wanneer de bedrijfsgebouwen uiterlijk gesloopt dienen te zijn, aldus [appellant].
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ten behoeve van de betrokken ontwikkeling bebouwing wordt gesloopt met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 2.000 m2. Aangezien de ruimte voor ruimte-regeling uitgaat van 1.000 m2 aan te slopen bedrijfsbebouwing per nieuw te bouwen woning, en het plan in twee nieuwe woningen voorziet, wordt aan de ruimte voor ruimte-regeling voldaan, aldus de raad.
5.2. Volgens de provinciale Nota "Regels voor Ruimte" (hierna: de Nota), waaraan de raad het plan blijkens de plantoelichting en het verhandelde ter zitting heeft getoetst, mag voor de sloop van iedere 1.000 m2 bedrijfsbebouwing een woning worden teruggebouwd, waarbij de te slopen bebouwing moet zijn opgericht vóór de peildatum van 1 januari 2003.
5.3. De Afdeling stelt vast dat in de Nota niet de voorwaarde is opgenomen dat de oppervlakte die ter beschikking is gesteld ten behoeve van de compensatiewoningen niet groter mag zijn dan de oppervlakte van de te slopen bedrijfsbebouwing.
Voor zover [appellant] aanvoert dat de te slopen sleufsilo en de berging op het perceel Abbekesdoel 58 en 59 niet mogen worden aangewend bij de toepassing van de ruimte voor ruimte-regeling, nu deze bouwwerken niet zijn aan te merken als gebouwen, overweegt de Afdeling dat, daargelaten of de betrokken bouwwerken kunnen worden gekwalificeerd als gebouwen, de Nota uitgaat van te slopen bedrijfsbebouwing bij toepassing van de ruimte voor ruimte-regeling en niet enkel van te slopen gebouwen. Nu de raad ter zitting voorts heeft gesteld dat de te slopen bebouwing vóór de peildatum van 1 januari 2003 is opgericht, hetgeen door [appellant] niet gemotiveerd is weersproken, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet heeft vastgesteld in overeenstemming met de Nota. Het betoog faalt.
5.3.1. De Afdeling vat het betoog van [appellant] dat de sloop van de betrokken bedrijfsbebouwing onvoldoende is geborgd in het plan aldus op, dat in het plan ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting is opgenomen die ertoe strekt dat de ruimte voor ruimte-woningen eerst mogen worden gerealiseerd indien de bedrijfsbebouwing is gesloopt.
De Afdeling stelt vast dat in het plan geen voorwaardelijke verplichting is vervat, inhoudende dat de betrokken bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt alvorens de ruimte voor ruimte-woningen mogen worden gerealiseerd. Nu de raad ter zitting heeft aangegeven dat hij heeft beoogd met het plan te voorzien in een waarborg dat de bedrijfsbebouwing is gesloopt alvorens de compensatiewoningen kunnen worden gerealiseerd, terwijl in het plan daartoe geen voorwaardelijke verplichting is opgenomen, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
5.3.2. Overigens stelt de Afdeling vast dat, in weerwil van hetgeen in de plantoelichting is opgenomen, ingevolge artikel 5, lid 5.2.2, van de planregels ter plaatse van het onmiddellijk ten westen van het perceel Abbekesdoel 61 gesitueerde plandeel met de bestemming "Wonen" slechts één ruimte voor ruimte-woning is toegestaan, nu in de genoemde bepaling is opgenomen dat per aangeduid bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan. Hoewel ter plaatse van het betrokken bestemmingsvlak twee bouwvlakken zijn opgenomen, is aldaar niet de aanduiding "maximum aantal wooneenheden 2" opgenomen.
6. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.3.1, is het beroep gegrond. Het besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen", gesitueerd onmiddellijk ten westen van het perceel Abbekesdoel 61.
7. De Afdeling ziet aanleiding om de raad op te dragen een nieuw besluit te nemen voor het vernietigde plandeel met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Graafstroom van 3 december 2012, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen", gesitueerd onmiddellijk ten westen van het perceel Abbekesdoel 61;
III. draagt de raad van de gemeente Molenwaard op om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen, voor zover dit is vernietigd, en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Molenwaard tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Molenwaard aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013
568-783.