ECLI:NL:RVS:2013:1582
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.W.M. Bijloos
- L.J. Können
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 28 september 2012 een aanvraag indiende voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de minister van Buitenlandse Zaken werd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 26 februari 2013 door de minister ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 23 augustus 2013 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg binnen vier weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Raad van State overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat het verzoekschrift niet was ondertekend. Echter, het verzoekschrift was samen ingediend met het ondertekende hogerberoepschrift, waardoor dit betoog faalde.
De voorzitter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk gegrond was en dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 oktober 2013.