201306538/1/R4 en 201306538/2/R4.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te Schipluiden, gemeente Midden-Delfland,
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Schoolplein 1 t/m 15B" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
[appellanten] hebben de voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 september 2013, waar [appellanten], in de persoon van [appellant A], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M. van der Made en M. Versteeg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de Stichting Wonen Midden-Delfland, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De voorzitter toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de voorzitter aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de voorzitter aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Het plan voorziet in de mogelijkheid tot het bouwen van elf grondgebonden woningen.
4. [appellanten] hebben ter zitting hun beroepsgronden beperkt tot privacy en de achteruitgang.
Privacy
5. [appellanten] kunnen zich niet vinden in de bouwmogelijkheden van het plan, voor zover recht achter hun woning een woning met een hoogte van 10 m gebouwd kan worden. Zij vrezen voor een onevenredige aantasting van hun privacy nu het bestemmingsplan niet uitsluit dat in de zijgevel een ruit geplaatst kan worden, waardoor in hun achtertuin kan worden gekeken.
5.1. De raad acht de bouwmogelijkheden uit het plan niet onaanvaardbaar. Los daarvan stelt de raad dat in de gevel van de in het plan voorziene hoekwoning geen ruiten zullen worden geplaatst. Dit zal volgens de raad te zijner tijd notarieel worden vastgelegd bij de koop.
De stichting Wonen Midden-Delfland heeft ter zitting bevestigd dat de zijgevel van de hoekwoning zal worden uitgevoerd als blinde gevel.
5.2. Gelet op de omvang van de tuin, de ruime afstand tussen de in het plan voorziene woning en de woning van [appellanten] en de omstandigheid dat het plangebied is gelegen in bebouwd woongebied, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouwmogelijkheden uit het plan niet zullen leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy van [appellanten]. Daarbij betrekt de voorzitter voorts dat ter zitting is toegelicht dat in de zijgevel van de hoekwoning geen ramen of muuropeningen zullen worden geplaatst en dat dit te zijner tijd bij de koop ook in een notariële akte zal worden vastgelegd. Het betoog faalt.
Achteruitgang
6. [appellanten] voeren verder aan dat de situering van de in het plan voorziene woningen ertoe leidt dat zij hun tuin niet meer kunnen verlaten via de uitgang achter in de tuin, hetgeen volgens hen hun woongenot onevenredig vermindert.
6.1. De raad stelt dat [appellanten] geen recht van overpad bezitten op de gronden die aansluiten op de uitgang die zij achter in hun tuin hebben gemaakt. De gronden zijn eigendom van de Stichting Wonen Midden-Delfland en zijn niet belast met een recht van overpad ten behoeve van de eigenaren van de woningen aan het Sint-Maartensregtplein, waar [appellanten] aan wonen.
6.2. Onbetwist is dat [appellanten] niet beschikken over een recht van overpad op de direct achter hun tuin gelegen gronden, die in eigendom zijn van de stichting Wonen Midden-Delfland en dat zij derhalve civielrechtelijk geen aanspraak hebben op het gebruik ten behoeve van een achteruitgang van de achter hun tuin gelegen gronden.
Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen doorslaggevende betekenis toekomt aan het belang van het behoud van het feitelijk gebruik door [appellanten] van de gronden achter hun tuin boven de situering van de in het plan voorziene woningen in zoverre. Het betoog faalt.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
271-731.