201208972/1/A2.
Datum uitspraak: 16 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Mosselzaad Bedrijf Prins & Dingemanse B.V. en Prins & Dingemanse B.V. (hierna: Mosselzaad Bedrijf en Prins & Dingemanse),
beiden gevestigd te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 2 augustus 2012 in zaak nr. 12/772 in het geding tussen:
Mosselzaad Bedrijf en Prins & Dingemanse
en
de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (thans: de staatssecretaris van Economische Zaken).
Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2011 heeft de staatssecretaris de op grond van de Subsidieregeling capaciteitsvermindering IJsselmeervisserij en innovatie aquacultuur (hierna: de Subsidieregeling) verleende subsidie ten bedrage van € 508.821 van Prins & Dingemanse teruggevorderd.
Bij besluit van 28 september 2011 heeft de staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar, in zoverre dat door Mosselzaad Bedrijf is gemaakt, niet-ontvankelijk verklaard, en in zoverre dat door Prins & Dingemanse is gemaakt, ongegrond.
Bij besluit van 12 januari 2012 heeft de staatssecretaris dat besluit aldus herzien dat het bezwaar, in zoverre dat door Mosselzaad Bedrijf is gemaakt, ongegrond wordt verklaard.
Bij uitspraak van 2 augustus 2012 heeft de rechtbank het beroep van Prins & Dingemanse tegen het besluit van 28 september 2011 ongegrond verklaard, het beroep van Mosselzaad Bedrijf tegen het besluit van 28 september 2011, zoals gewijzigd bij besluit van 12 januari 2012, ongegrond verklaard, de staatssecretaris opgedragen om het betaalde griffierecht aan Mosselzaad Bedrijf te vergoeden en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van Mosselzaad Bedrijf. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Mosselzaad Bedrijf en Prins & Dingemanse hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2013, waar Prins & Dingemanse en Mosselzaad Bedrijf, beiden vertegenwoordigd door hun [directeur] en [medewerker] en bijgestaan door mr. L.J. van Langevelde en mr. H. Goedegebuur, beiden advocaat te Bergen op Zoom, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman, ambtenaar werkzaam in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
2. Bij besluit van 30 november 2004 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) op grond van de Subsidieregeling aan Prins & Dingemanse maximaal € 508.821 subsidie verleend voor het project "Alternatieve winning mosselzaad".
Bij besluit van 24 september 2007 heeft de minister het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid West 6 B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 november 2008 heeft de rechtbank Alkmaar het door West 6 B.V. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
De Afdeling heeft bij uitspraak van 8 juli 2009 in zaak nr. 200808976/1/H2 de uitspraak van de rechtbank bevestigd, voor zover in het hoger beroep van de minister aangevochten, het besluit van 30 november 2004 herroepen, de aanvraag van Prins & Dingemanse om verlening van subsidie afgewezen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het door de rechtbank vernietigde besluit van de minister van 24 september 2007.
3. De staatssecretaris heeft aan het besluit van 29 maart 2011 ten grondslag gelegd dat de uitspraak van de Afdeling tot gevolg heeft dat de subsidierelatie met Prins & Dingemanse juridisch gezien nooit heeft bestaan en dat de titel aan de subsidievaststelling is komen te ontvallen. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het inmiddels verstrekte bedrag van € 508.821 daarom onverschuldigd is betaald en heeft dat bedrag op grond van artikel 4:57 Awb teruggevorderd.
De staatssecretaris heeft dat standpunt bij besluit van 28 september 2011 gehandhaafd en heeft daarin voorts gesteld dat Mosselzaad Bedrijf geen belanghebbende is bij het terugvorderingsbesluit van 29 maart 2011.
Bij besluit van 12 januari 2012 heeft de staatssecretaris zich op het gewijzigde standpunt gesteld dat Mosselzaad Bedrijf wel belanghebbende is bij het besluit van 29 maart 2011, omdat is gebleken dat na de verlening van de subsidie aan Prins & Dingemanse een verzoek om overdracht van het project van Prins & Dingemanse aan Mosselzaad Bedrijf is ingewilligd.
Hoger beroep van Mosselzaad Bedrijf
4. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4.1. In de procedure die tot de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2009 heeft geleid is Mosselzaad Bedrijf niet als partij of belanghebbende opgetreden. Uit de enkele omstandigheid dat de minister - naar de Afdeling eerst in deze procedure is gebleken - na de verlening van de subsidie aan Prins & Dingemanse bij besluit van 30 maart 2007 een verzoek tot overdracht van het project aan Mosselzaad Bedrijf heeft ingewilligd, kan geen rechtstreeks betrokken belang van Mosselzaad Bedrijf bij het terugvorderingsbesluit van 29 maart 2011 worden afgeleid. Deze overdracht laat immers onverlet dat het terugvorderingsbesluit niet aan Mosselzaad Bedrijf is gericht. De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 12 januari 2012 derhalve ten onrechte op het standpunt gesteld dat Mosselzaad Bedrijf belanghebbende is bij dit besluit.
4.2. Het door Mosselzaad Bedrijf ingestelde hoger beroep is reeds hierom gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, in zoverre daarbij het beroep van Mosselzaad Bedrijf ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Mosselzaad Bedrijf tegen het besluit van 12 januari 2012, alsnog gegrond verklaren. Dat komt wegens strijd met artikel 1:2, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
Hoger beroep van Prins & Dingemanse
5. Prins & Dingemanse betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris ten onrechte met toepassing van artikel 4:57 van de Awb € 508.821 van haar heeft teruggevorderd.
5.1. In zoverre Prins & Dingemanse betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 29 maart 2011 ten onrechte is geadresseerd aan haar gemachtigde en dat dit gebrek in het besluit op bezwaar niet kon worden hersteld, faalt dat betoog. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het optreden van een gemachtigde in een procedure tot gevolg heeft dat het contact met de belanghebbende in beginsel via de gemachtigde verloopt en dat het besluit van 29 maart 2011 daarom aan de gemachtigde is geadresseerd. De rechtbank heeft evenzeer terecht overwogen dat buiten twijfel vast staat dat dit besluit, gelet op de kop en de tekst ervan, een terugvordering van verleende subsidie van Prins & Dingemanse behelst, en heeft de stelling dat sprake is van een gebrek terecht niet gevolgd.
5.2. In zoverre Prins & Dingemanse betoogt dat niet zij, maar Mosselzaad Bedrijf de subsidieontvanger is, zodat de subsidie niet bij haar, maar hoogstens bij Mosselzaad Bedrijf kan worden teruggevorderd, slaagt het betoog. Bij besluit van 30 maart 2007 heeft de minister een verzoek van Prins & Dingemanse om overdracht van het project aan Mosselzaad Bedrijf ingewilligd. Dit besluit heeft tot gevolg dat alle aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten van Prins & Dingemanse worden overdragen aan Mosselzaad Bedrijf. Bij besluit van 8 juli 2008 heeft de minister - naar de Afdeling eerst in deze procedure is gebleken - conform de nieuwe subsidieverhouding op verzoek van Mosselzaad Bedrijf de verleende subsidie vastgesteld op € 508.821. Hoewel de staatssecretaris bij brief van 24 februari 2012 aan partijen heeft medegedeeld dat het vastgestelde bedrag abusievelijk is betaald aan Prins & Dingemanse, is onbetwist gebleven dat Prins & Dingemanse het ten onrechte aan haar uitbetaalde bedrag heeft doorbetaald aan Mosselzaad Bedrijf. Onder deze omstandigheden heeft de staatssecretaris de subsidie ten onrechte teruggevorderd van Prins & Dingemanse, derhalve van een partij die geen subsidieontvanger is, en is in dit geval geen sprake van het rechtsgeldig terugvorderen van een onverschuldigd betaald subsidiebedrag, als bedoeld in artikel 4:57, eerste lid, van de Awb. De staatssecretaris heeft dat in het besluit van 28 september 2011 niet onderkend.
6. Het hoger beroep van Prins & Dingemanse is reeds hierom gegrond. Al hetgeen Prins & Dingemanse overigens heeft betoogd behoeft geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, in zoverre daarbij het beroep van Prins & Dingemanse ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Prins & Dingemanse tegen het besluit van 28 september 2011, in zoverre daarbij het door Prins & Dingemanse gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard, gegrond verklaren. Dat besluit komt in zoverre wegens strijd met artikel 4:57, eerste lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
7. Nu er voor het nemen van het besluit van 29 maart 2011 geen plaats was en het besluit op het door Prins & Dingemanse gemaakte bezwaar niet anders dan tot herroeping van dat besluit kan strekken, zal de Afdeling op na te melden wijze zelf in de zaak voorzien. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 2 augustus 2012 in zaak nr. 12/772, in zoverre daarbij het door Prins & Dingemanse en Mosselzaad Bedrijf ingestelde beroep ongegrond is verklaard;
III. verklaart het bij de rechtbank in deze zaak door Prins & Dingemanse en Mosselzaad Bedrijf ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 28 september 2011, kenmerk 469-4904 DRR&R/2011/4652, in zoverre daarbij het door Prins & Dingemanse gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard, en het besluit van 12 januari 2012, kenmerk 469-4904;
V. verklaart het door Prins & Dingemanse gemaakte bezwaar gegrond;
VI. herroept het besluit van 29 maart 2011, kenmerk AQUA/2004/014;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 28 september 2011, in zoverre daarbij het door Prins & Dingemanse gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard;
VIII. veroordeelt de staatssecretaris van Economische Zaken tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Prins & Dingemanse B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 983,91 (zegge: negenhonderddrieëntachtig euro en eenennegentig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. veroordeelt de staatssecretaris van Economische Zaken tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Mosselzaad Bedrijf Prins & Dingemanse B.V. en Prins & Dingemanse B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.472,40 (zegge: veertienhonderdtweeënzeventig euro en veertig cent), waarvan € 1.416,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
X. gelast dat de staatssecretaris van Economische Zaken aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Mosselzaad Bedrijf Prins & Dingemanse B.V. en Prins & Dingemanse B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Larsson-van Reijsen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2013
344.