201208227/1/V1.
Datum uitspraak: 10 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 26 juli 2012 in zaak nr. 11/19228 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2011 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 17, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise taalanalyse te vergoeden, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 26 juli 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het COa opgedragen om de kosten voor het laten verrichten van een contra-expertise taalanalyse te vergoeden tot een bedrag van € 800,00 exclusief BTW. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de eerste grief klaagt het COa dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa zijn besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd, omdat De Taalstudio bij brief van 22 december 2010 heeft laten weten bereid te zijn de identiteitsgegevens van de opsteller van de contra-expertise taalanalyse, op basis van strikte vertrouwelijkheid, aan de rechtbank te verstrekken. Het COa voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat uit artikel 17, derde en vierde lid, van de Rva 2005 en de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2010 in zaak nr. 200904984/1/V1 volgt dat het COa bevoegd is vooraf te verifiëren of de opsteller van de contra-expertise onafhankelijk en deskundig is.
1.1. Het COa heeft de vreemdeling bij brief van 17 december 2010 in de gelegenheid gesteld te kennen te geven of De Taalstudio bereid is de identiteit van de opsteller van de contra-expertise aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst kenbaar te maken en erop gewezen dat de vreemdeling, indien zij de identiteit van de desbetreffende persoon niet laat bekendmaken, rekening moet houden met afwijzing van de aanvraag.
In reactie hierop heeft de vreemdeling een brief van De Taalstudio van 22 december 2010 ingestuurd, waarin De Taalstudio te kennen heeft gegeven dat de contra-expertise zal worden opgesteld door een academisch opgeleide linguïst, die De Taalstudio volgens zijn vaste werkwijze heeft geselecteerd, met actuele kennis van de taal waarover hij rapporteert en van wie de identiteit bij De Taalstudio bekend zal zijn. Verder heeft De Taalstudio laten weten dat hij, indien hij van een rechtbank het verzoek ontvangt om de identiteit van de desbetreffende persoon aan haar bekend te maken, zich zal inspannen die identiteit, op basis van strikte vertrouwelijkheid, aan de rechtbank te verstrekken.
Bij brief van 28 december 2010 heeft het COa de vreemdeling verzocht om de identiteitsgegevens van de in te schakelen opsteller van de contra-expertise aan hem kenbaar te maken en om aanvullende informatie te verstrekken waaruit blijkt dat het een onafhankelijke, academisch opgeleide linguïst is die over de benodigde specifieke deskundigheid beschikt.
Na een briefwisseling heeft de vreemdeling een brief van 12 april 2011 ingestuurd, waarin De Taalstudio uitdrukkelijk heeft gesteld niet bereid te zijn het COa de gevraagde informatie te verstrekken omdat het COa geen sluitend protocol heeft voor gegevens die vertrouwelijk worden verstrekt.
In het besluit van 12 mei 2011 heeft het COa zich op het standpunt gesteld dat het niet vooraf heeft kunnen verifiëren of de door de vreemdeling door tussenkomst van De Taalstudio in te schakelen opsteller van de contra-expertise onafhankelijk en deskundig is en dat het daarom de kosten niet vergoedt.
1.2. Uit 1.1. volgt dat het COa de vreemdeling in de gelegenheid heeft gesteld om ervoor zorg te dragen dat De Taalstudio het COa de identiteit van de opsteller, desnoods onder geheimhouding, mededeelt. De in de grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling reeds beantwoord bij uitspraak van 16 januari 2013 in zaak nr. 201112376/1/V1. Uit die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2. Reeds hierom is het hoger beroep kennelijk gegrond. De tweede grief behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het inleidende beroep alsnog ongegrond worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 26 juli 2012 in zaak nr. 11/19228;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Lustberg, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Lustberg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2013
587