ECLI:NL:RVS:2013:1499

Raad van State

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
201307738/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan zonne-energiepark A2 Abcoude

Op 4 oktober 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het geding tussen LTO Noord en de raad van de gemeente de Ronde Venen. Het verzoek volgde op de vaststelling van het bestemmingsplan "Zonne-energie A2 Abcoude" door de raad op 27 juni 2013. LTO Noord en anderen stelden dat het plan in strijd is met provinciale regels en dat het agrarische gronden onttrekt aan het agrarisch gebruik. Ze betoogden dat de raad geen zorgvuldige afweging heeft gemaakt en dat er geen alternatieven zijn bezien voor de locatie van het zonne-energiepark. De voorzitter oordeelde dat er een spoedeisend belang aanwezig was, omdat de belanghebbenden onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan wilden voorkomen. De voorzitter schorste het besluit van de raad en veroordeelde de raad tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan LTO Noord en anderen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de vaststelling van bestemmingsplannen, vooral wanneer deze invloed hebben op agrarische gronden en de omgeving.

Uitspraak

201307738/2/R2.
Datum uitspraak: 4 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Land- en Tuinbouw Organisatie Noord (hierna: LTO Noord), gevestigd te Zwolle, en anderen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente de Ronde Venen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013, behorende bij het raadsvoorstel met nummer 0036/13, heeft de raad het bestemmingsplan "Zonne-energie A2 Abcoude" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben LTO Noord en anderen beroep ingesteld.
LTO Noord en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
LTO Noord en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 september 2013, waar LTO Noord en anderen, vertegenwoordigd door mr. L.J. van Pelt, en de raad, vertegenwoordigd door G.H. Geurkink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een planologische regeling om een zonne-energiepark en bijbehorende voorzieningen te kunnen realiseren. Het plangebied omvat een gebied van ongeveer 2 hectare ten westen van de snelweg A2 ter hoogte van Abcoude.
3. Het verzoek is ingediend door LTO Noord en [2 verzoekers]. [belanghebbende] betoogt dat zij geen belanghebbenden bij het bestreden besluit zijn.
3.1. Ingevolge artikel 2 van de statuten stelt LTO Noord zich ten doel het bevorderen van de economische, sociale, culturele en maatschappelijke belangen van de agrarische sector en van de in die sector werkzame ondernemers, alles in de ruimste zin des woords. Haar werkgebied omvat blijkens de statuten onder meer de provincie Utrecht. Het plan voorziet in de mogelijkheid om op agrarische gronden, welke zijn gelegen in de provincie Utrecht, zonnepanelen te plaatsen. Gelet hierop en gelet op het statutaire doel en de feitelijke werkzaamheden die LTO Noord verricht, is de voorzitter van oordeel dat haar belang rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. Gelet hierop zal in zoverre sprake zijn van een ontvankelijk beroep, daargelaten de vraag of [2 verzoekers] belanghebbende zijn. Derhalve bestaat geen beletsel voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
4. Ter zitting heeft [belanghebbende] meegedeeld dat zij zo snel mogelijk wil beginnen met de uitvoering van het plan en dat op korte termijn een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van de zonnepanelen zal worden ingediend. Gelet hierop acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
5. Met het verzoek om voorlopige voorziening beogen LTO Noord en anderen onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen, omdat als gevolg daarvan agrarische gronden worden onttrokken aan het agrarisch gebruik. LTO Noord en anderen betogen dat het plan in strijd is met de provinciale regels, omdat daarin is bepaald dat verstedelijking van het landelijk gebied niet is toegestaan. Zij betwisten dat het plangebied is gelegen in een kernrandzone en dat de voorziene ontwikkeling kan worden aangemerkt als stadsrandactiviteit. Daarnaast voeren LTO Noord en anderen aan dat het gebied in de Provinciale Structuurvisie is aangewezen als ‘landbouwkerngebied’. Verder leidt het plan volgens hen tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Groene Hart alsmede tot aantasting van het snelwegpanorama. Ook wijzen zij erop dat de polder tot het kerngebied van het weidevogelbeheer behoort. Tevens betogen zij dat de raad geen zorgvuldige afweging heeft gemaakt, nu geen alternatieven zijn bezien, de noodzaak voor een zonne-energiepark op deze locatie niet is aangetoond en niet eerst passend beleid is opgesteld.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen provinciaal beleid bestaat met betrekking tot zonne-energie. Daarom is in een vroeg stadium overleg gevoerd met de provincie waaruit naar voren is gekomen dat de provincie, gelet op de duurzaamheidsdoelstellingen, graag ruimte wil bieden aan projecten voor duurzame energie. De provincie heeft naar aanleiding van het vooroverleg aangegeven positief tegenover deze ontwikkeling te staan, aldus de raad.
5.2. Aan het plangebied is de bestemming "Agrarisch" toegekend met daarbinnen de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - energiepark".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor:
a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
(…)
f. ter plaats van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - energiepark" is het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit met gebruik van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen, toegestaan;
(…)
5.3. Provinciale staten van Utrecht hebben op 4 februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht 2013 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 5 maart 2013 in werking getreden.
Ingevolge artikel 1.1 van de Verordening wordt onder verstedelijking verstaan: nieuwe vestiging van woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en voorzieningen. Onder verstedelijking wordt mede verstaan uitbreiding van bestaande bedrijfsbebouwing van aan het landelijk gebied gebonden functies die niet worden gerechtvaardigd door een op de eigen bedrijfsvoering gerichte economische en functionele noodzaak. Onder het begrip verstedelijking vallen niet complexen ten behoeve van verblijfsrecreatie die bedrijfsmatig geëxploiteerd worden en kleinschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen.
Ingevolge artikel 1.1 van de Verordening wordt onder stadsrandactiviteiten verstaan: activiteiten die aan het stedelijk gebied zijn gerelateerd, zoals maneges en kinderboerderijen, en stedelijke functies met een overwegend onbebouwd en groen karakter, zoals sportvelden, begraafplaatsen, stadslandbouw, volkstuincomplexen en recreatiecomplexen. Tuincentra worden hieronder niet begrepen.
Ingevolge artikel 4.2, eerste lid, van de Verordening wordt als ‘Verstedelijking landelijk gebied’ aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart "Landelijk gebied".
Ingevolge het tweede lid bevat een ruimtelijk plan geen bestemmingen en regels die verstedelijking toestaan, tenzij de ruimtelijke ontwikkelingen betrekking hebben op en in overeenstemming zijn met, voor zover hier van belang, artikel 4.8 Kernrandzone en plaatsvinden in de daartoe aangewezen gebieden.
Ingevolge artikel 4.8, eerste lid van de Verordening wordt als ‘Kernrandzone’ aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart "Landelijk gebied".
In de toelichting bij artikel 4.8 van de Verordening staat dat de omvang en begrenzing van een kernrandzone per kern verschilt en dat het aan gemeenten is om deze nader te bepalen en daarvoor in ruimtelijke plannen gericht beleid op te nemen.
Ingevolge artikel 4.8, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening kan een ruimtelijk plan bestemmingen en regels bevatten die de volgende ruimtelijke ontwikkelingen toestaan: stadsrandactiviteiten.
5.4. Het plangebied ligt volgens de bij de Verordening behorende kaart "Landelijk gebied" in een gebied met zowel de aanduiding ‘Verstedelijking landelijk gebied’ als de aanduiding ‘Kernrandzone’.
5.5. De omstandigheid dat geen specifiek provinciaal ruimtelijk beleid voor zonne-energieparken bestaat, laat onverlet dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan gebonden is aan de Verordening. Gelet op het aangevoerde dient te worden beoordeeld of het plan in overeenstemming is met de Verordening. In dat kader dienen verschillende vragen van juridische en feitelijke aard te worden beantwoord, zoals de vraag of de voorziene ontwikkeling onder de definitiebepaling van verstedelijking valt. Indien dat het geval is, dan rijst de vraag of het plangebied in een kernrandzone ligt en zo ja, of het voorziene zonne-energiepark als stadsrandactiviteit kan worden aangemerkt. Voor beantwoording van deze vragen is nader onderzoek nodig waarvoor deze procedure zich niet leent. Gelet op de aard van de voorziene ontwikkeling en de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de voorzitter na afweging van de betrokken belangen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Hetgeen LTO Noord en anderen verder hebben aangevoerd behoeft thans geen bespreking.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente de Ronde Venen van 27 juni 2013, behorende bij het raadsvoorstel met nummer 0036/13;
II. veroordeelt de raad van de gemeente de Ronde Venen tot vergoeding van bij LTO Noord en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente de Ronde Venen aan LTO Noord en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Van der Hoorn
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2013
586.