ECLI:NL:RVS:2013:1491

Raad van State

Datum uitspraak
3 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
201306517/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Beinum 2012 te Doesburg

Op 3 oktober 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Beinum 2012". Dit bestemmingsplan werd op 26 juni 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Doesburg. Tegen dit besluit hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken op 19 september 2013 ter zitting behandeld.

[Verzoeker sub 1] heeft bezwaar tegen de bestemming "Tuin" van percelen nabij zijn woning, omdat hij vreest voor handhaving van het bestemmingsplan. De raad betwist echter dat er sprake is van een spoedeisend belang en heeft toegezegd niet tot handhaving over te gaan voordat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. De voorzitter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor [verzoeker sub 1] en wijst zijn verzoek af.

[Verzoeker sub 2] heeft ook een verzoek ingediend, gericht op een gedeelte van het plangebied Beinum West. Hij betoogt dat de gewijzigde bouwregels in het bestemmingsplan in strijd zijn met het beeldkwaliteitsplan uit 2008. De voorzitter stelt vast dat de raad weloverwogen heeft besloten tot de wijziging van de bouwregels en dat er geen grond is om te verwachten dat de Afdeling deze in strijd met een goede ruimtelijke ordening zal achten. Ook het verzoek van [verzoeker sub 2] wordt afgewezen.

De voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst beide verzoeken af. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 oktober 2013.

Uitspraak

201306517/2/R2.
Datum uitspraak: 3 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekers sub 1] (hierna in enkelvoud [verzoeker sub 1]), wonend te Doesburg,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Doesburg,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Doesburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Beinum 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 19 september 2013, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door mr. M.L. Starreveld, [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door A.J.A. Putker en H. Schuiling, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Verzoek [verzoeker sub 1]
2. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, in de bestemming "Tuin" ter plaatse van de percelen met de kenmerken 1973, 2455 en 2642 die zijn gesitueerd rond de woning van [verzoeker sub 1] aan de [locatie A] te Doesburg. Het verzoek is gericht op schorsing van dit plandeel, omdat [verzoeker sub 1] vreest voor handhaving omdat hij meent dat het bestaande gebruik van de desbetreffende percelen niet in overeenstemming is met de in het plan aan de percelen toegekende bestemming "Tuin".
3. De raad betwist dat met het verzoek om voorlopige voorziening een spoedeisend belang is gemoeid. Volgens de raad is het bestaande gebruik in overeenstemming met de toegekende bestemming "Tuin". Ter zitting heeft de raad bovendien namens het college van burgemeester en wethouders de toezegging gedaan dat ook als het bestaande gebruik niet overeenstemt met het plan niet tot handhaving zal worden overgegaan voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure omtrent het plan.
4. Gelet op het hiervoor overwogene is geen sprake van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling een voorlopige voorziening wordt getroffen, zodat het verzoek van [verzoeker sub 1] wordt afgewezen.
Verzoek [verzoeker sub 2]
5. Voor zover de raad betwist dat er een spoedeisend belang is voor het verzoek van [verzoeker sub 2], overweegt de voorzitter dat ter zitting is aangegeven dat niet zal worden gewacht met het aanvragen van omgevingsvergunningen op grond van het door [verzoeker sub 2] bestreden plandeel tot de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Gelet hierop is met het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang gemoeid.
6. Voor zover de ontvankelijkheid van [verzoeker sub 2] wordt betwist omdat hij geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan, stelt de voorzitter vast dat ten aanzien van een aantal bouwregels een ambtshalve wijziging is doorgevoerd na het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Een aantal beroepsgronden van [verzoeker sub 2] heeft betrekking op deze gewijzigde bouwregels en het doet zich aanzien dat deze in zijn nadeel zijn. Gelet hierop verwacht de voorzitter dat de Afdeling het beroep in zoverre ontvankelijk zal oordelen en ziet de voorzitter aanleiding het verzoek inhoudelijk te behandelen.
7. Het beroep van [verzoeker sub 2] richt zich op een gedeelte van het plangebied Beinum West, namelijk het gedeelte tussen De Strijp (zuidkant), Blomenbrinck (westkant), Sandtakker (noordkant) en Benscamp (oostkant), dat is gelegen tegenover de woning van [verzoeker sub 2] aan de [locatie B] te Doesburg. Aan de gronden was in het ontwerpbestemmingsplan en is in het vastgestelde bestemmingsplan de bestemming "W- 2" toegekend. Na het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan zijn de bouwregels behorende bij de bestemming "W- 2" beperkt gewijzigd.
8. [verzoeker sub 2] betoogt dat de gewijzigde bouwregels ten onrechte afwijken van het beeldkwaliteitsplan uit 2008. De raad heeft toegelicht dat in afwijking van het ontwerpbestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan in het vastgestelde plan alle soorten kappen zijn toegestaan met een hellingshoek van minimaal 15% in plaats van 25%. Het beeldkwaliteitsplan dient naar het oordeel van de voorzitter te worden aangemerkt als een richtinggevend beleidsstuk, zodat de raad hiermee rekening dient te houden en hiervan gemotiveerd kan afwijken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzitter gebleken dat de wijzigingen van de bouwregels voortkomen uit een nieuw bouwplan voor dit gebied, dat in december 2012 is ingediend door Woonservice IJsselland. De raad heeft toegelicht dat dit nieuwe bouwplan het gevolg is van demografische ontwikkelingen en de huidige marktsituatie voor koopwoningen. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter kan niet staande worden gehouden dat de raad niet weloverwogen heeft besloten tot de in het plan opgenomen wijziging. Er bestaat geen grond voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemprocedure de gewijzigde planregels in strijd met een goede ruimtelijke ordening zal achten.
9. Gelet op het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen, waarbij niet gebleken is van zodanige belangen van [verzoeker sub 2] die het treffen van een voorlopige voorziening zouden kunnen rechtvaardigen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2013
224.