201306537/2/R1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Enschede,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Drienerbraken - Kristalbad" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft D.R. [partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingebracht.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 september 2013, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Nijmegen, en mr. G.A. Leever, en de raad, vertegenwoordigd door L.M. Kelly-van Oort, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [partij], bijgestaan door mr. H.J.P. Robers, advocaat te Hengelo.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een planologisch juridisch kader voor onder meer Landgoed De Tol.
3. [verzoeker] richt zich in zijn verzoek tegen de planregeling voor Landgoed De Tol wat betreft het voorziene gebruik van een voormalig koetshuis als logeergebouw en het bestemmen van een theehuis waarvoor in 2002 een bouwvergunning is verleend.
4. De raad en [partij] stellen zich op het standpunt dat het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk is omdat hij geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren heeft gebracht.
5. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die tegen het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
6. [verzoeker] heeft naar voren gebracht dat de geografische begrenzing in de kennisgeving en de naam van het plan onvoldoende duidelijk zijn, zodat hem niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Voorts is volgens hem in de kennisgeving ten onrechte niet vermeld dat het plangebied uit het ontwerp van het bestemmingsplan "Buitengebied Noordwest" is gehaald en als afzonderlijk bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd. Verder staat in de kennisgeving ten onrechte dat het plan conserverend is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, aldus [verzoeker].
7. In de kennisgeving staat dat het plan globaal wordt begrensd aan de westzijde door de gemeentegrens met Hengelo, aan de noord- en oostzijde door de Bosweg, aan de zuidzijde door het spoortraject Enschede - Hengelo, het Twentekanaal en het Business & Science Park. Gebleken is dat Landgoed De Tol binnen deze begrenzing ligt. Op grond van hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht valt niet in te zien dat de geografische begrenzing uit de kennisgeving onvoldoende duidelijk is. Voorts behoeft de naam van het plan, wat daar verder ook van zij, niet de exacte geografische ligging te representeren. Evenmin was het gemeentebestuur gehouden de relatie met andere al dan niet in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen in de kennisgeving te vermelden. Verder zijn de door [verzoeker] bestreden ontwikkelingen mede gelet op de omvang van het plangebied van ondergeschikte aard, zodat de kennisgeving niet als onjuist dient te worden aangemerkt voor zover is vermeld dat het plan conserverend is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Gelet op het vorenstaande is de voorzitter op voorhand van oordeel dat het op de weg van [verzoeker] lag om kennis te nemen van de inhoud van het ontwerpplan en dat in de door hem naar voren gebrachte omstandigheden geen rechtvaardiging is gelegen voor het niet naar voren brengen van een zienswijze tegen het ontwerpplan.
8. Gelet op het vorenstaande verwacht de voorzitter dat het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Hupkes
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2013
635.