201303119/1/V6.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2013 in zaak nr. 12/4390 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2012 heeft de minister [appellante] een boete opgelegd van € 8.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
Bij besluit van 8 augustus 2012 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. C.M.D. Beekes, werkzaam bij [appellante], en [directeur], en de minister, vertegenwoordigd door mr. W.F. Jacobson, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ter zitting heeft [appellante] de grond dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij als werkgever in de zin van de Wav moet worden aangemerkt, ingetrokken.
2. Gelet op artikel XXV van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving; Stb. 2012, 462, is op dit geding de Wav van toepassing zoals deze wet luidde tot 1 januari 2013.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, wordt het niet naleven van artikel 2, eerste lid, als overtreding aangemerkt.
Ingevolge het derde lid stelt de minister beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de overtredingen worden vastgesteld.
Volgens de Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav, die als bijlage bij de Beleidsregels boeteoplegging Wav 2010 is gevoegd, is het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav gesteld op € 8.000,00 per persoon per beboetbaar feit.
3. Het door een inspecteur van de Arbeidsinspectie (thans: de inspectie SZW) op ambtsbelofte opgemaakte boeterapport van 19 december 2011 houdt in dat uit een administratief onderzoek is gebleken dat een vreemdeling van Zuid-Afrikaanse nationaliteit (hierna: de vreemdeling) in de periode 1 augustus 2009 tot en met 31 mei 2010 ten behoeve van [appellante] arbeid heeft verricht, bestaande uit het geven van keeperstraining, terwijl daarvoor geen tewerkstellingsvergunning was afgegeven. Het boeterapport houdt voorts in dat deze arbeid was verricht bij [vereniging A], gevestigd te Lisse.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister terecht het standpunt heeft ingenomen dat er geen grond bestaat voor matiging van de opgelegde boete. Zij voert aan dat in de onder 3 vermelde periode tewerkstellingsvergunningen waren afgegeven voor de tewerkstelling van de vreemdeling als hockeytrainster bij de [vereniging B] en [vereniging C] en dat uit haar gecumuleerde administratie ten aanzien van de vreemdeling naar voren kwam dat voor de tewerkstelling van de vreemdeling in deze periode reeds een tewerkstellingsvergunning was afgegeven. Verder voert zij aan dat de vreemdeling haar werkzaamheden heeft verricht op basis van een arbeidsovereenkomst omkleed met rechtspositionele regelingen en tegen een marktconform loon, zodat geen uitbuiting van de vreemdeling heeft plaatsgevonden, en dat zij niet eerder en niet bewust de Wav heeft overtreden.
4.1. Het gaat bij het opleggen van een boete wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav om de aanwending van een discretionaire bevoegdheid van de minister. De minister moet bij de aanwending van deze bevoegdheid, ingevolge artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Ingevolge de verplichting hem opgelegd in artikel 19d, derde lid, van de Wav heeft de minister beleidsregels vastgesteld waarin de boetebedragen voor de overtredingen zijn vastgesteld. Deze beleidsregels zijn door de Afdeling als zodanig niet onredelijk bevonden (zie onder meer de uitspraak van 28 november 2012 in zaak nr. 201203733/1/V6). Ook bij de toepassing van deze beleidsregels en de daarin vastgestelde boetebedragen dient de minister in elk voorkomend geval te beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Indien dat niet het geval is, dient de boete, in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zodanig te worden vastgesteld dat het bedrag daarvan passend en geboden is.
De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van het bestuur met betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.
4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 3 oktober 2007 in zaak nr. 200701639/1), is het de eigen verantwoordelijkheid van een werkgever om bij aanvang van de werkzaamheden na te gaan of aan de voorschriften van de Wav wordt voldaan. [appellante] heeft onvoldoende inspanningen verricht om aan die vergewisplicht te voldoen. Verder heeft zij geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld, dat zij redelijkerwijs niet meer heeft kunnen doen dan zij heeft gedaan. Van haar mocht als werkgever in de zin van de Wav in redelijkheid worden verlangd dat zij haar administratie op een zodanige wijze had ingericht, dat hieruit kon worden afgeleid voor welke specifieke werkzaamheden en voor welke sportvereniging al dan niet een tewerkstellingsvergunning was afgegeven, zodat zij per geval kon controleren of de bepalingen van de Wav in acht werden genomen. Door haar administratie niet zodanig in te richten, heeft zij het risico genomen dat de Wav zou worden overtreden. Dat zij de Wav niet eerder en niet bewust heeft overtreden, laat eveneens onverlet dat zij niet heeft voldaan aan de eerdergenoemde vergewisplicht, zodat dit niet kan leiden tot matiging van de opgelegde boete. De stelling dat geen uitbuiting van de vreemdeling heeft plaatsgevonden, kan evenmin tot matiging van de boete leiden, omdat deze omstandigheid in dit geval niet afdoet aan de ernst van de overtreding.
Gelet op het voorgaande kan het door [appellante] aangevoerde samenstel van feiten en omstandigheden niet tot matiging van de opgelegde boete leiden. De rechtbank is derhalve terecht tot haar oordeel gekomen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.S.N. Nasrullah-Oemar, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Nasrullah-Oemar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
404.