ECLI:NL:RVS:2013:1472

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
201302979/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering projectbesluit voor de realisatie van een discountsupermarkt in Zwartsluis

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van de raad van de gemeente Zwartewaterland om een projectbesluit te nemen voor de realisatie van een discountsupermarkt op het perceel Conradsweg 5 in Zwartsluis. De raad had eerder, op 13 januari 2011, besloten geen projectbesluit te nemen, en dit besluit werd later door de rechtbank Oost-Nederland vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van de appellant tegen de eerdere beslissing ongegrond was. De raad heeft vervolgens op 25 april 2013 het bezwaar van de appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het oorspronkelijke besluit in stand gelaten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 september 2013 behandeld. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft betoogd dat de raad ten onrechte de weigering om een projectbesluit te nemen heeft gebaseerd op de Omgevingsverordening Overijssel 2009. De raad heeft gesteld dat de beoogde supermarkt in strijd is met deze verordening, omdat het perceel niet in een stedelijk centrum ligt en de afstand tot het centrum van Zwartsluis ongeveer 800 meter bedraagt.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad terecht heeft geweigerd een projectbesluit te nemen, omdat de ontwikkeling in strijd is met de geldende bestemmingsplannen en de Omgevingsverordening. De appellant heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van de appellant tegen het besluit van 25 april 2013 ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

201302979/1/A1.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 19 februari 2013 in zaak nr. 11/2334 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Zwartewaterland.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2011 heeft de raad geweigerd een projectbesluit te nemen voor het realiseren van een discountsupermarkt op het perceel Conradsweg 5 in Zwartsluis.
Bij besluit van 15 september 2011 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 februari 2013 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 september 2011 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 25 april 2013 heeft de raad het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 13 januari 2011 gedeeltelijk gegrond verklaard en dat besluit, met aanpassing van de motivering, in stand gelaten.
[appellant] heeft te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met het besluit van 25 april 2013.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.G.J. van den Bergh, advocaat te Heerenveen, en de raad, vertegenwoordigd door A.J. Boers en G. Stam, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Vaststaat dat het bouwen van een discountsupermarkt op het perceel Conradsweg 5 in Zwartsluis in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Meppelerdiep 1993" en dat het perceel is gelegen buiten het centrum van Zwartsluis op een nabijgelegen industrieterrein.
2. [appellant] verwijst in zijn hogerberoepschrift slechts naar zijn gronden in beroep, deze vormen een herhaling van hetgeen hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop in de overwegingen van de aangevallen uitspraak ingegaan. In hoger beroep heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Er bestaat derhalve geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Bovendien heeft [appellant] te kennen gegeven dat de uitspraak van de rechtbank voor hem positief is en hij alleen hoger beroep heeft ingesteld om een nader te nemen besluit van de raad ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in de procedure te betrekken.
3. Het hoger beroep is ongegrond.
4. Het besluit op bezwaar van 25 april 2013 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De raad heeft opnieuw geweigerd een projectbesluit te nemen.
5. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte aan de weigering een projectbesluit te nemen ten grondslag heeft gelegd dat het toelaten van een supermarkt op het bedrijventerrein Kranerweerd in strijd is met de door provinciale staten van Overijssel vastgestelde "Omgevingsverordening Overijssel 2009" (hierna: de Omgevingsverordening) van juli 2009. Subsidiair voert [appellant] aan dat, indien geoordeeld wordt dat zijn verzoek in strijd is met de Omgevingsverordening, de raad ontheffing van dit verbod kan vragen bij het college van gedeputeerde staten. De raad heeft dit ten onrechte niet onderkend.
[appellant] betoogt verder dat de raad in vergelijkbare gevallen medewerking heeft verleend aan verzoeken om het vestigen van een supermarkt op een bedrijventerrein mogelijk te maken, althans buiten het centrumgebied. Door thans zijn verzoek af te wijzen handelt de raad in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aldus [appellant].
5.1. Volgens de raad is de door [appellant] gewenste ontwikkeling in strijd met de Omgevingsverordening. Wat de door [appellant] aangehaalde situatie in Genemuiden betreft stelt de raad dat deze anders is, in die zin dat het daar een ontwikkeling betreft in de nabijheid van een bestaand detailhandelscentrum.
5.2. Ingevolge artikel 2.4.1, onder a, van de Omgevingsverordening wordt onder "stedelijke centra" verstaan: steden binnen de stedelijke netwerken Zwolle Kampen, Netwerkstad Twente en Stedendriehoek.
Ingevolge artikel 2.4.1, onder c, wordt onder "grootschalige detailhandel" verstaan: winkelformules met een zeer groot winkelvloeroppervlak dat (hoog-)frequent wordt bezocht en waarin een aanbod plaatsvindt van niet-volumineuze goederen.
Ingevolge artikel 2.4.3, eerste lid, voorzien bestemmingsplannen uitsluitend in nieuwe grootschalige detailhandelsvestigingen wanneer de locatie gelegen is in of aansluit op bestaande binnensteden en winkelcentra. […].
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, eerste volzin, in bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen binnen de stedelijke centra een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, worden opgenomen ten behoeve van de vestiging van grootschalige detailhandel waarvoor in de binnensteden en wijkwinkelcentra geen ruimte gevonden kan worden.
Ingevolge artikel 7.1.1, eerste lid, kan het college van gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de bepalingen van de Omgevingsverordening voor zover dit is aangegeven en met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 7 van de verordening.
5.3. Niet in geschil is dat de supermarkt waarop het verzoek van [appellant] betrekking heeft grootschalige detailhandel betreft als bedoeld in artikel 2.4.1, onder c, van de Omgevingsverordening en dat Zwartsluis geen stedelijk centrum is als bedoeld in artikel 2.4.1, onder a, van de Omgevingsverordening.
5.4. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling terecht geoordeeld dat het verzoek van [appellant] in strijd is met de Omgevingsverordening. Artikel 2.4.3, eerste lid, verzet zich tegen grootschalige detailhandel op het perceel Conradsweg 5. De afstand tussen het perceel Conradsweg 5 en het centrum van Zwartsluis bedraagt ongeveer 800 m. Tussen het bedrijventerrein Kranerweerd waarop het perceel Conradsweg 5 is gesitueerd en het centrum ligt het Meppelerdiep alsook een woonwijk. Gelet hierop sluit de beoogde locatie voor de supermarkt niet aan op het centrum van Zwartsluis. Het perceel Conradsweg 5 sluit evenmin aan op een bestaand winkelcentrum. Het tweede lid van artikel 2.4.3 is in een geval als hier aan de orde niet van toepassing, omdat Zwartsluis geen stedelijk centrum is in de zin van de Omgevingsverordening.
Op grond van artikel 7.1.1 van de Omgevingsverordening kan het college van gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de bepalingen van de verordening in geval een specifieke bepaling voorziet in een dergelijke ontheffingsmogelijkheid. De omgevingsverordening voorziet echter niet in een specifieke bepaling tot ontheffing van het bepaalde in artikel 2.4.3. De omgevingsverordening voorziet evenmin in een algemene bevoegdheid om daarvan ontheffing te verlenen. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het nemen van het door [appellant] gewenste projectbesluit voor hem niet mogelijk was.
5.5. Wat het beroep op het gelijkheidsbeginsel betreft oordeelt de Afdeling als volgt. Ook indien [appellant] gevolgd zou worden in zijn standpunt dat de raad in andere vergelijkbare gevallen medewerking heeft verleend aan een supermarkt op een bedrijventerrein, althans op een locatie buiten het centrumgebied, zou dat niet kunnen leiden tot de verplichting van de raad om, in weerwil van de omstandigheid dat het verzoek in strijd is met de Omgevingsverordening, een supermarkt toe te laten op het perceel Conradsweg 5.
5.6. De raad heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellant] gewenste ontwikkeling in strijd is met de Omgevingsverordening en heeft derhalve in zoverre terecht geweigerd een projectbesluit te nemen.
6. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen;
II. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 25 april 2013 van de raad van de gemeente Zwartewaterland ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
407-700.