201208443/1/R2.
Datum uitspraak: 3 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Goeie Gronde, gevestigd te Deest, gemeente Druten,
appellante,
en
de raad van de gemeente Druten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Uivermeertjes-zuid Ontzanding" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Stichting Goeie Gronde beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en Stichting Goeie Gronde hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2013, waar Stichting Goeie Gronde, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.W.H.P. Jansen, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord Sagrex Holding B.V., vertegenwoordigd door mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Nijmegen, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door A. Hager-Hiemstra en G. Pieters, werkzaam bij de provincie.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een uitbreiding van zandwinning aan de zuidzijde van de bestaande zandwinplas "Uivermeertjes", op percelen tussen de Laarstraat en de Maas en Waalweg (N322) te Deest.
Belanghebbende
2. De raad betoogt dat Stichting Goeie Gronde geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens de raad is niet gebleken dat Stichting Goeie Gronde feitelijke werkzaamheden verricht, anders dan het voeren van gerechtelijke procedures.
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2. Volgens artikel 2 van haar statuten heeft Stichting Goeie Gronde als doel het versterken en behartigen van de belangen van de leefbaarheid in Deest, gemeente Druten, en omgeving, op landelijk, maatschappelijk en cultureel gebied. De doelstelling omvat, zo is in artikel 2 van de statuten verder vermeld, onder meer het indienen van bezwaarschriften en het voeren/aangaan van gerechtelijke procedures om de doelstelling te kunnen verwezenlijken.
Naast de doelstelling van Stichting Goeie Gronde is, om te kunnen bepalen of haar belang rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, van belang of de stichting feitelijke werkzaamheden verricht. Stichting Goeie Gronde is opgericht op 6 juni 2012.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 1 oktober 2008, zaak nr. 200801150/1, kan het louter in rechte opkomen tegen besluiten, alsmede het verrichten van handelingen ter voorbereiding van het in rechte opkomen tegen besluiten, als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Bij brief van 14 januari 2013 heeft Stichting Goeie Gronde uiteengezet welke activiteiten zij heeft verricht sinds de oprichting van de stichting. Uit het verstrekte overzicht blijkt dat de stichting, naast het voeren van deze en andere gerechtelijke procedures, onder meer een gesprek heeft gevoerd met twee wethouders van de gemeente Druten over de omgeving van de zandwinplas "Uivermeertjes", een gesprek heeft gevoerd met een vertegenwoordiger van Sagrex Holding B.V. en betrokken is geweest bij onderzoek naar de gevolgen van de verschillende ontgrondingen in de omgeving van Deest.
Gelet op de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van Stichting Goeie Gronde overweegt de Afdeling dat de stichting belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
Zienswijze
3. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van donderdag 15 maart 2012 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 27 april 2012.
3.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
3.2. Stichting Goeie Gronde heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door de Stichting Goeie Gronde gestelde omstandigheid dat zij eerst bij akte van 6 juni 2012 - na de termijn van het indienen van zienswijzen - is opgericht. Daartoe overweegt de Afdeling dat het niet met het wettelijk stelsel verenigbaar is dat in een later stadium van de procedure opgerichte rechtspersonen zich in de procedure kunnen mengen. Hierbij betrekt de Afdeling dat het belang waarvoor de Stichting Goeie Gronde opkomt reeds bestond ten tijde van de termijn voor het indienen van zienswijzen. Dat de Stichting Goeie Gronde pas is opgericht na die termijn, terwijl zij ook eerder opgericht had kunnen worden, dient voor haar rekening te komen.
3.3. Voor zover ook beroep is ingesteld door drie bestuursleden van Stichting Goeie Gronde, te weten [bestuurslid A], [bestuurslid B] en [bestuurslid C], door wie wel een zienswijze is ingediend, overweegt de Afdeling als volgt. [bestuurslid A] en [bestuurslid C] wonen beiden in de kern Deest, op ongeveer 1500 meter afstand van het plangebied. [bestuurslid B] woont in het verderop gelegen Puiflijk, op ongeveer 5700 meter afstand van het plangebied. Vanuit hun woningen hebben zij geen zicht op het plangebied. Mede gelet op de aard en de omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt zijn deze afstanden naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts hebben [bestuurslid A], [bestuurslid B] en [bestuurslid C] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
Conclusie
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4.1. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Broekman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2013
12-704.