201300811/1/A4.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2012 heeft het college zijn beslissing om op 11 september 2012 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellant] toe te passen wegens het door [appellant] in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) en het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: het Uitvoeringsbesluit) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (in totaal € 119,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 8 januari 2013 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 augustus 2013, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. W.G.C. Wijsman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit is het aanbieden van inzamelmiddelen toegestaan vanaf 22.00 uur op de avond voorafgaand aan de dag van inzameling tot 7.45 uur op de dag van inzameling zelf.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met huishoudelijke afvalstoffen die op 11 september 2012 is aangetroffen ter hoogte van de Westduinweg 94 te Den Haag. Omdat in de huisvuilzak een wikkel is aangetroffen met daarop de naam- en adresgegevens van [appellant], stelt het college zich op het standpunt dat de huisvuilzak van hem afkomstig is en dat hij, nu niet is gebleken dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden, deze in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening in samenhang gelezen met artikel 6, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit ter inzameling heeft aangeboden.
3. [appellant] betoogt dat hij de overtreding niet heeft gepleegd, zodat de kosten van bestuursdwang niet op hem kunnen worden verhaald. Daartoe voert hij aan dat het college niet heeft geconstateerd dat hij het verbod persoonlijk heeft overtreden en dat uit de enkele omstandigheid dat in de huisvuilzak een wikkel is aangetroffen met daarop zijn naam- en adresgegevens niet kan worden afgeleid dat de huisvuilzak van hem afkomstig is. Hij wijst er daarbij op dat hij bijzonder opsporingsambtenaar is geweest en een schone leefomgeving van groot belang acht.
Naar hij stelt is mogelijk dat het omroepblad, waarvan de wikkel in de huisvuilzak is aangetroffen, op een ander adres is bezorgd en door de bewoner van dit adres in een huisvuilzak is gedaan die vervolgens ter inzameling is aangeboden.
[appellant] voert aan dat hij in het bezit is van een gemeentelijke afvalpas en de beschikking heeft over een minicontainer die ruim voldoende capaciteit biedt voor het inzamelen van de huishoudelijke afvalstoffen van zijn huishouden, zodat het ook om die reden niet voor de hand ligt dat hij de huisvuilzak op een afstand van honderden meters van zijn woning ter inzameling heeft aangeboden.
4. Naar vaste jurisprudentie is overtreder degene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk schendt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 juni 2005 in zaak nr. 200501068/1), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden.
5. Niet in geschil is dat de aangetroffen huisvuilzak onjuist is aangeboden. Nu in de huisvuilzak een wikkel van een omroepblad is aangetroffen met daarop de naam- en adresgegevens van [appellant], is de huisvuilzak in beginsel tot hem herleidbaar.
[appellant] heeft ter zitting gesteld dat hij het omroepblad, waarvan de wikkel in de huisvuilzak is aangetroffen, niet altijd heeft ontvangen. [appellant] beschikt over een minicontainer, geplaatst in zijn voortuin, die, zoals hij onweersproken heeft gesteld, voldoende capaciteit heeft voor het inzamelen van het huisvuil van een tweepersoonshuishouden zoals het zijne. Daarnaast beschikt hij over een gemeentelijke afvalpas, zodat hij ook afval bij de gemeentelijke afvalbrengstations ter inzameling kan aanbieden. Gelet hierop en in overweging genomen dat de huisvuilzak op grote afstand van de woning van [appellant] is aangetroffen, heeft het college bij het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd dat [appellant] ten aanzien van de aangetroffen huisvuilzak kan worden aangemerkt als overtreder van de Afvalstoffenverordening.
6. Het beroep is gegrond. Het besluit van 8 januari 2013 dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 8 januari 2013, kenmerk B.4.12.2131.001;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 44,00 (zegge: vierenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
163-792