ECLI:NL:RVS:2013:1448

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
201300870/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgtoeslag en tijdige indiening van aanvragen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond heeft verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen had de zorgtoeslag voor de jaren 2006, 2007 en 2008 vastgesteld op nihil, omdat de aanvragen te laat zouden zijn ingediend. De appellant betoogt dat hij zijn aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2006 tijdig heeft ingediend, omdat alle aanvragen voor zijn gezinsleden in één enveloppe zijn verzonden. Hij stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen de aanvragen kwijt is geraakt, wat hem niet kan worden tegengeworpen.

De Raad van State overweegt dat de enkele stelling van de appellant dat een aanvraag ter post is bezorgd, onvoldoende is om aan te nemen dat de aanvraag daadwerkelijk is verzonden. De appellant heeft niet kunnen aantonen dat de aanvragen voor zorgtoeslag in dezelfde enveloppe zaten als de behandelde aanvraag. Bovendien heeft de Raad van State vastgesteld dat de aanvraag voor zorgtoeslag, die op 31 juli 2010 is verzonden, niet tijdig is ingediend, omdat de termijn voor het indienen van de aanvraag voor het berekeningsjaar 2006 op 1 april 2007 afliep.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, en is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2013.

Uitspraak

201300870/1/A2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heerhugowaard,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 december 2012 in zaak nr. 11/3208 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 21 september 2011, 23 september 2011 en 12 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag over de jaren 2006, 2007 en 2008 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2013, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam aldaar, is verschenen.
1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot en met 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Indien de belanghebbende, diens partner of een medebewoner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
Ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Awir wordt een aanvraag mede geacht te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.
2. Aan de besluiten van 14 september 2011, 21 september 2011 en 23 september 2011, gehandhaafd bij besluit van 7 oktober 2011, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de aanvragen zorgtoeslag voor de berekeningsjaren 2006, 2007 en 2008 te laat zijn ingediend. De aanvraag zorgtoeslag voor berekeningsjaar 2006 kon [appellant] tot en met 1 april 2007 indienen, voor berekeningsjaar 2007 tot 1 mei 2009 en voor berekeningsjaar 2008 tot 1 maart 2010.
3. [appellant] betoogt dat hij zijn aanvraag zorgtoeslag voor het berekeningsjaar 2006 tijdig heeft ingediend. Hij voert hiertoe aan dat in 2005 de aanvragen voor alle gezinsleden in één enveloppe zijn verzonden, en dat, nu een van die aanvragen is behandeld, vast staat dat alle aanvragen tijdig zijn ontvangen. Die aanvragen zien, zo vloeit voort uit artikel 15, vierde lid, van de Awir, mede op de berekeningsjaren volgend op 2006. Dat de Belastingdienst/Toeslagen de drie niet-behandelde aanvragen is kwijt geraakt, kan hem niet worden tegengeworpen, aldus [appellant].
3.1. De enkele stelling dat een aanvraag ter post is bezorgd of is afgegeven, in een geval waarin het bestuursorgaan de aanvraag stelt niet te hebben ontvangen, is onvoldoende om aan te nemen dat de aanvraag is verzonden. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overige aanvragen zorgtoeslag in dezelfde enveloppe zaten als de behandelde aanvraag en dat deze aanvragen derhalve tijdig zijn ingediend. Dat [appellant] bij de aangifte inkomstenbelasting heeft aangegeven dat hij zorgtoeslag heeft aangevraagd, betekent niet dat de overige aanvragen daadwerkelijk in dezelfde enveloppe zijn verzonden. Dat geldt ook voor de later gevonden kopieën van de aanvragen en de berekeningen daarbij.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aanvraag zorgtoeslag, verzonden op 31 juli 2010, in tegenstelling tot het oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen, tijdig is ingediend. Hiertoe voert hij aan dat voor het doen van aangifte inkomstenbelasting 2006 twee keer uitstel is verleend. Dat de aanvraag pas op 20 januari 2011 bij de Belastingdienst/Toeslagen is ontvangen, kan hem niet worden tegengeworpen, aldus [appellant].
4.1. De Belastingdienst/Toeslagen heeft uiteengezet dat blijkens de gegevens van de inspecteur [appellant] voor het belastingjaar 2006 geen uitstel voor het doen van aangifte inkomstenbelasting is verleend, voor het belastingjaar 2007 uitstel is verleend tot 1 mei 2009 en voor het belastingjaar 2008 tot 1 maart 2010. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze gegevens onjuist zijn. Dat de gegevens van 2006, naar [appellant] stelt, bij de inspecteur verloren zijn gegaan betekent niet dat de Belastingdienst/Toeslagen ervan uit had moeten gaan dat het uitstel was verleend tot na 31 juli 2010. In dit verband is van belang dat [appellant] in september 2008 aangifte inkomstenbelasting over het belastingjaar 2006 heeft gedaan. Daaruit vloeit voort dat, zelfs indien wordt uitgegaan van verzending op 31 juli 2010, de aanvraag niet tijdig is ingediend.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodderlid van de enkelvoudige kamer
ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
17-799.