201210906/1/A2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 oktober 2012 in zaak nr. 11/4023 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2011 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 21 oktober 2011 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 18 juli 2011 herroepen, alsnog een toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage en het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen.
Bij besluit van 2 januari 2012 heeft de raad alsnog de eigen bijdrage vastgesteld op nihil.
Bij uitspraak van 8 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam bij de raad, is verschenen.
Overwegingen
1. Nu de raad bij een besluit van 2 januari 2012 alsnog de eigen bijdrage heeft vastgesteld op nihil, heeft [appellant] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling over zijn betoog, dat de raad bij het besluit op bezwaar ten onrechte alsnog een toevoeging heeft verleend onder oplegging van een eigen bijdrage. Het hoger beroep ziet slechts nog op de afwijzing van de raad van het verzoek van [appellant] om de door hem gemaakte kosten in bezwaar te vergoeden.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad terecht het verzoek van [appellant] om vergoeding van de bij hem opgekomen kosten in verband met de behandeling van zijn bezwaar heeft afgewezen, nu het besluit van 18 juli 2011 niet is herroepen wegens een aan de raad te wijten onrechtmatigheid.
2.1. De kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken worden ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend door het bestuursorgaan vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. Anders dan [appellant] heeft aangevoerd, dient uit de aanvraag de noodzaak van gefinancierde rechtsbijstand naar voren te komen. Uit de aanvraag blijkt die noodzaak niet. Op het aanvraagformulier heeft [appellant] slechts aangegeven dat aan hem schadevergoedingsmaatregelen zijn opgelegd, dat hij niet in staat is om de schadevergoedingen te betalen en daardoor zal worden geconfronteerd met vervangende hechtenis. Aangegeven is voorts dat de soort rechtsbijstand nog niet bekend is. Eerst met het in bezwaar door [appellant] overgelegde vonnis van 12 augustus 2011 van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector civiel, is de noodzaak van gefinancierde rechtsbijstand duidelijk geworden. De raad heeft naar aanleiding daarvan de toevoeging alsnog verleend. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de raad het besluit van 18 juli 2011 niet heeft herroepen wegens een aan de raad te wijten onrechtmatigheid en dat de raad daarom terecht het verzoek van [appellant] om vergoeding van de bij hem opgekomen kosten in verband met de behandeling van zijn bezwaar heeft afgewezen.
2.3. Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
362-680.