ECLI:NL:RVS:2013:144

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201207619/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • H. Troostwijk
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit tot handhaving van verlichting aan gevel van M.B.M. Horeca B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum en een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van M.B.M. Horeca B.V. gegrond verklaard en het besluit van het dagelijks bestuur om de verlichting aan de gevel van hun pand op het Rembrandtplein te verwijderen, vernietigd. Het dagelijks bestuur had op 31 mei 2011 een last onder dwangsom opgelegd aan M.B.M. Horeca, omdat de verlichting zonder vergunning was aangebracht. Na een bezwaarprocedure had het dagelijks bestuur het bezwaar van M.B.M. Horeca ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 juni 2013 behandeld. De vertegenwoordigers van de betrokken partijen hebben hun standpunten toegelicht. Het dagelijks bestuur betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat M.B.M. Horeca geen belang meer had bij de beoordeling van het beroep, omdat de aanvraag om bouwvergunning was afgewezen. De Afdeling oordeelde echter dat M.B.M. Horeca wel degelijk belang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de last.

De Afdeling concludeerde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de verlichting zonder vergunning was aangebracht. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat het dagelijks bestuur niet consistent handelde in vergelijkbare gevallen. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van M.B.M. Horeca ongegrond. De beslissing van de Afdeling houdt in dat de handhaving door het dagelijks bestuur rechtmatig was en dat er geen sprake was van ongelijke behandeling.

De uitspraak van de Raad van State is op 3 juli 2013 gedaan, waarbij de hoger beroepen van het dagelijks bestuur en de appellant gegrond zijn verklaard. De rechtbankuitspraak is vernietigd en het beroep van M.B.M. Horeca is ongegrond verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201207619/1/A1.
Datum uitspraak: 3 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum,
2. [appellant sub 2], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2012 in zaak nr. 12/482 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid M.B.M. Horeca B.V., gevestigd te Bussum
en
het dagelijks bestuur.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2011 heeft het dagelijks bestuur M.B.M. Horeca gelast de verlichting, die is bevestigd aan de gevel van het pand op het perceel Rembrandtplein 18-20 te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft het dagelijks bestuur het door M.B.M. Horeca daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2012 heeft de rechtbank het door M.B.M. Horeca daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 december 2011 vernietigd en het besluit van 31 mei 2011 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het dagelijks bestuur en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
M.B.M. Horeca en het dagelijks bestuur hebben een verweerschrift ingediend.
Het dagelijks bestuur en Camden hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2013, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H.D. Hosper, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en M.B.M. Horeca, vertegenwoordigd door A. Rasti, bijgestaan door mr. A.M. Kapteijn, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 31 mei 2011 heeft het dagelijks bestuur aan M.B.M. Horeca een last onder dwangsom opgelegd. Nadat was gebleken dat M.B.M. Horeca aan de last had voldaan, heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 25 juli 2011 het besluit van 31 mei 2011 ingetrokken.
Bij besluiten van 14 december 2011 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om monumentenvergunning buiten behandeling gesteld en de aanvraag om bouwvergunning voor het aanbrengen van verlichting op het pand op het perceel afgewezen.
2. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat M.B.M. Horeca geen belang meer heeft bij een beoordeling van haar beroep tegen het besluit van 20 december 2011. Hij voert daartoe aan dat de aanvraag om bouwvergunning voor de lampen bij besluit van 14 december 2011 is afgewezen en dit besluit onherroepelijk is geworden. Niet valt in te zien op welke wijze het dagelijks bestuur schadeplichtig zou zijn, aldus [appellant sub 2].
2.1. Anders dan [appellant sub 2] stelt, bestaat in de door hem genoemde omstandigheden geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat M.B.M. Horeca belang heeft bij een uitspraak omtrent het door haar ingestelde beroep. Dat de aanvraag om bouwvergunning is geweigerd, betekent niet dat M.B.M. Horeca geen belang meer zou hebben bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de last.
3. Vaststaat dat de vijf lampen aan de gevel zijn aangebracht zonder de daartoe vereiste vergunning, zodat het dagelijks bestuur bevoegd was hiertegen handhavend op te treden.
4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5. [appellant sub 2] en het dagelijks bestuur betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur de stelling van M.B.M. Horeca dat sprake is van ongelijke behandeling onvoldoende heeft weerlegd.
Het dagelijks bestuur voert daartoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat niet alle door M.B.M. Horeca vermelde gevallen vergelijkbaar zijn, nu zeven van deze panden, anders dan het pand van M.B.M. Horeca, geen monumentale status hebben. Het dagelijks bestuur en [appellant sub 2] voeren voorts aan dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur een consistent en weldoordacht handhavingsbeleid heeft. Handhaving vindt plaats in het kader van een programmatische aanpak. Klachten, waarbij sprake is van een gevaarlijke situatie of ernstige overlast of hinder worden direct opgepakt. Gefaseerd handhavend optreden leidt niet tot een ongelijke behandeling, aldus het dagelijks bestuur en [appellant sub 2].
5.1. Anders dan het dagelijks bestuur betoogt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het feit dat zeven van de tien door M.B.M. Horeca genoemde panden geen monumentale status hebben niet relevant is voor de beoordeling van de vraag of het dagelijks bestuur handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Indien de lampen worden aangebracht zonder de benodigde vergunning, dient het dagelijks bestuur daartegen in beginsel op te treden. In zoverre faalt het betoog van het dagelijks bestuur.
5.2. Onder verwijzing naar haar uitspraak van 11 juni 2008 in zaak nr. 200707396/1 overweegt de Afdeling dat het gelijkheidsbeginsel vergt dat in gevallen als deze waarin door verschillende overtreders een reeks van min of meer vergelijkbare overtredingen plaats vindt, een consistent en doordacht bestuursbeleid gevoerd wordt. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en derhalve een algemene gedragslijn volgt ten aanzien van zijn optreden in rechtens vergelijkbare gevallen.
5.3. Het handhavingsprogramma 2011 van het stadsdeel Centrum bestaat, zoals het dagelijks bestuur in hoger beroep heeft toegelicht, uit vier taakvelden, waaronder de staat van de gebouwde omgeving en het gebruik van gebouwen. Handhaving vindt plaats door middel van optreden volgens een tevoren vastgesteld programma. Hieronder valt bijvoorbeeld een straat- of gebiedsgerichte actie of een zogenoemde integrale horeca- en detailhandelscontrole. Reclame-uitingen worden gehandhaafd door middel van deze integrale horeca- en detailhandelscontroles, welke periodiek plaatsvinden. Volgens het dagelijks bestuur worden daarnaast ingekomen klachten separaat onderzocht. Klachten die niet tot directe actie nopen, worden meegenomen in een later in te plannen handhavingsactie. Indien een klacht tot directe actie noopt, bijvoorbeeld omdat sprake is van een gevaarlijke situatie of ernstige overlast of hinder wordt de klacht meteen in behandeling genomen, aldus het dagelijks bestuur.
5.4. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is de Afdeling van oordeel dat het dagelijks bestuur een consistent en doordacht beleid voert en aannemelijk heeft gemaakt dat het dat beleid ook actief uitvoert. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het dagelijks bestuur heeft verklaard uitvoering te geven aan het handhavingsprogramma door integrale horeca- en detailhandelscontroles en straat- of gebiedsgerichte acties uit te voeren, waarbij het heeft gewezen op acties in onder meer de Warmoesstraat, de Lange Niezel, de Leidse buurt en de Nieuwendijk. De door M.B.M. Horeca vermelde gevallen liggen volgens het dagelijks bestuur in het gebied rond het Rembrandtplein. Dit gebied stond ten tijde van het besluit van 31 mei 2011 weliswaar niet op het handhavingsprogramma, maar zal, zoals het dagelijks bestuur ter zitting van de Afdeling heeft verklaard, dit jaar onderwerp zijn van een handhavingsactie. Het dagelijks bestuur heeft tegen M.B.M. Horeca opgetreden, omdat een klacht was binnengekomen en sprake was van een overtreding die ernstige hinder veroorzaakte. Nu het dagelijks bestuur het bestreden besluit in overeenstemming met zijn handhavingsbeleid heeft genomen, is de Afdeling van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel zich niet verzet tegen handhavend optreden ten aanzien van de verlichting aan de gevel van het pand op het perceel zonder dat tegen overtredingen in de door M.B.M. Horeca vermelde gevallen ook is opgetreden.
6. Het betoog van [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de bestuurlijke lus, behoeft, nu de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, geen bespreking meer.
7. De hoger beroepen van het dagelijks bestuur en [appellant sub 2] zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het beroep van M.B.M. Horeca tegen het besluit van 20 december 2011 ongegrond verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2012 in zaak nr. 12/482;
III. verklaart het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid M.B.M. Horeca B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 232,00 (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2013
473.