ECLI:NL:RVS:2013:1428

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
201207820/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • A. Hammerstein
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking exploitatievergunning horecaonderneming te Amsterdam na herhaalde overtredingen van sluitingstijden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 23 mei 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. De burgemeester van Amsterdam had op 19 augustus 2011 de exploitatievergunning van [appellant] voor zijn horecaonderneming aan de [locatie] te Amsterdam ingetrokken. Dit besluit volgde op herhaalde overtredingen van de sluitingstijden, zoals vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Amsterdam. De burgemeester had eerder, op 14 juni 2010, een vergunning verleend, maar deze was onderworpen aan strikte voorwaarden vanwege eerdere overtredingen. De burgemeester stelde vast dat op 13 mei 2011 om 03.05 uur het bedrijf nog geopend was, wat in strijd was met de APV. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht de vergunning had ingetrokken, omdat [appellant] de sluitingstijden had overtreden. In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank had miskend dat het bewijs van de overtreding niet voldeed aan de eisen van een proces-verbaal. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de vergunning in te trekken. De Afdeling oordeelde dat de verslaglegging door de verbalisant voldoende was en dat de burgemeester zich op het detailscherm kon baseren. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201207820/1/A3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2012 in zaak nr. 12/280 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2011 heeft de burgemeester de aan [appellant] verleende vergunning ten behoeve van de exploitatie van de [horecaonderneming] (hierna: het bedrijf) aan de [locatie] te Amsterdam ingetrokken.
Bij besluit van 16 november 2011 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2013, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Buijs, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Amsterdam wordt onder bezoekers van een bedrijf verstaan degenen die niet zijn: de leden van het gezin of de huishouding van de exploitant alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; de personen van wie de aanwezigheid in het bedrijf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 3.13, aanhef en onder a, is het verboden een alcoholvrij bedrijf voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten op andere tijdstippen dan van 07.00 tot 03.00 uur en in het weekeinde van 07.00 tot 04.00 uur als het bedrijf in het stadsdeel Centrum is gelegen.
Ingevolge artikel 3.24, aanhef en onder a, kan de burgemeester de vergunning tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen als de exploitant of leidinggevende het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde overtreedt.
2. Bij besluit van 14 juni 2010 heeft de burgemeester [appellant] een exploitatievergunning verleend. Wegens het door [appellant] herhaaldelijk overtreden van de sluitingstijden is aan de exploitatievergunning het voorschrift verbonden dat zal worden gestart in stap drie van het stappenplan ‘exploitatie buiten de op de vergunning vermelde openings- en sluitingstijden’ (hierna: het stappenplan) ter uitvoering van de in artikel 3.24, aanhef en onder a, van de APV neergelegde bevoegdheid. Dit betekent dat na constatering van een overtreding van de sluitingstijden stap 4 wordt opgelegd, hetgeen inhoudt sluiting voor onbepaalde tijd. Voor het stappenplan geldt een verjaringstermijn van één kalenderjaar. Indien stap 4 van het stappenplan wordt opgelegd, komt de exploitant definitief niet meer in aanmerking voor een exploitatievergunning.
In het besluit van 16 november 2011 heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat [appellant] artikel 3.13, aanhef en onder a, van de APV heeft overtreden. Daaraan heeft hij een uitdraai van het detailscherm politiecontrole (hierna: het detailscherm) ten grondslag gelegd waaruit volgt dat op 12 (lees: 13) mei 2011 is geconstateerd dat het bedrijf om 03.05 uur nog geopend was voor bezoekers. De op het detailscherm weergegeven bevindingen zijn door dezelfde verbalisant opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 28 september 2011. Deze verbalisant heeft voorts vragen van de bezwarencommissie beantwoord, welke zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 11 oktober 2011.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het detailscherm niet voldoet aan de aan een proces-verbaal gestelde eisen. Voorts is onduidelijk op welke wijze het tijdstip van de geconstateerde overtreding is vastgesteld. Nu vaststaat dat elk uurwerk een bepaalde afwijking heeft, is een atoomklok volgens [appellant] het meest nauwkeurig en daardoor het meest geschikte uurwerk voor het bepalen van het exacte tijdstip. Indien moet worden uitgegaan van een overtreding, voert [appellant] aan dat geen verkoop heeft plaatsgevonden na sluitingstijd. De overtreding betrof slechts de aanwezigheid van twee collega’s van naburige horecagelegenheden die een praatje kwamen maken. Bovendien is de intrekking niet evenredig, omdat elf maanden lang geen overtreding is geconstateerd en het een geringe overtreding betreft waardoor belangen van anderen of de openbare orde niet in het geding zijn, aldus [appellant].
3.1. Uit de uitdraai van het detailscherm volgt dat een verbalisant op 13 mei 2011 om 03.05 uur twee personen met eten uit het bedrijf zag komen lopen. Daarnaast zag hij mensen in het bedrijf staan en zag hij dat het licht aan was. Voorts zag hij twee personen de gordijnen van het pand dicht doen om zo het zicht van hem te belemmeren waaruit hij opmaakte dat zij hem wijs wilden maken dat het bedrijf dicht was. Nadat de verbalisant te horen had gekregen dat het bedrijf om 03.00 uur gesloten diende te zijn, heeft hij aangeklopt waarop de bedrijfsleider de deur opende. De verbalisant nam waar dat het licht uit was en de bedrijfsleider met een ander persoon het pand wilde verlaten. Op dat moment zag hij een schuifdeur van de voorraadkast bewegen waarop hij vroeg deze te openen. In de kast stonden twee personen dicht tegen elkaar die klanten bleken te zijn. De verbalisant heeft de bedrijfsleider aangezegd dat van het voorval een mutatie zou worden opgemaakt waarop deze verklaarde dat hij al dicht was.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de uitdraai van het detailscherm blijk geeft van een voldoende feitelijke en zorgvuldige verslaglegging door de verbalisant. Voorts heeft de verbalisant hetgeen in de uitdraai is weergegeven bevestigd in het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 28 september 2011. Daarin heeft hij verklaard het tijdstip van de overtreding te hebben vastgesteld met zijn mobiele telefoon, die op de atoomklok is aangesloten. Zoals volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 7 april 2010 in zaak nr. 200905705/1/H3), dient in beginsel van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal te worden uitgegaan. In de enkele stelling dat de verbalisant de klok op zijn mobiele telefoon handmatig kan hebben gewijzigd, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat aanleiding bestaat tot twijfel aan het proces-verbaal van 28 september 2011 en de burgemeester zich daarom niet mocht baseren op het detailscherm. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de omstandigheid dat de twee aangetroffen personen mogelijk niet als klant zijn aan te merken, onverlet laat dat na 03.00 uur andere dan noodzakelijk aanwezig geachte personen in het pand aanwezig waren. Gezien het voorgaande, heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat [appellant] de voor het bedrijf geldende sluitingstijden heeft overtreden, zodat de burgemeester bevoegd was tot intrekking van de exploitatievergunning.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de burgemeester van intrekking diende af te zien. Daarbij heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat in de bij besluit van 14 juni 2010 verleende exploitatievergunning in duidelijke bewoordingen te kennen is gegeven dat het, gelet op de herhaalde overtredingen, een laatste kans betrof en een volgende overtreding zou leiden tot intrekking. Dat een minimale overschrijding van de sluitingstijden is geconstateerd, doet daaraan niet af.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2013
176-697.