201304565/2/R1.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Purmer, gemeente Waterland,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Waterland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Waterland 2013" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 augustus 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door J. van Ruler, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker] richt zich tegen de bestemming voor zijn percelen gelegen tussen de Groeneweg, Purmerenderweg en de Oostweg.
Hij betoogt dat het plan ten onrechte geen bouwmogelijkheden of een wijzigingsbevoegdheid voor de bouw van windturbines op zijn gronden toestaat. Hij wijst erop dat het thans geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied" in een dergelijke wijzigingsbevoegdheid voorzag voor de in geding zijnde gronden en dat de raad het vaststellen van een wijzigingsplan dat in bouwmogelijkheden voor windturbines voorziet eerder ten onrechte heeft geweigerd. Voorts wijst hij op het beroep dat hij heeft ingediend tegen het besluit van de raad van 11 oktober 2012. Voorts betoogt [verzoeker] dat artikel 3, lid 3.4, sub b en sub m van de planregels geschorst dienen te worden, omdat deze bepalingen het realiseren van windturbines belemmeren.
2.1. Aan de gronden van [verzoeker] die liggen tussen de Groeneweg, Purmerenderweg en de Oostweg is de bestemming "Agrarisch" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.4, sub b, van de planregels wordt tot gebruik dat strijdig is met de bestemming in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
Ingevolge lid 3.4, sub m, wordt tot gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval gerekend de aanleg van nieuwe wegen, paden en verhardingen anders dan kavelpaden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of de ontsluitingswegen van bebouwde percelen.
2.2. Niet in geschil is dat het bestemmingsplan geen windturbines, bij recht of door middel van een wijzigingsbevoegdheid, toestaat op de in geding zijnde gronden van [verzoeker]. Voorts heeft de Afdeling heden uitspraak gedaan op het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van de raad van 11 oktober 2012, in zaak nr. 201210910/1/R1, met betrekking tot de aanvraag van [verzoeker] een wijzigingsplan vast te stellen, dat in bouwmogelijkheden voor windturbines voorziet. Met deze uitspraak is het besluit van 11 oktober 2012 vernietigd.
2.3. Het is de voorzitter bekend dat in voornoemde uitspraak van heden de Afdeling heeft overwogen dat nu het bestemmingsplan "Buitengebied Waterland 2013" is vastgesteld en de Afdeling nog moet beslissen op het door [verzoeker] daartegen ingesteld beroep, de Afdeling de raad in overweging geeft op de aanvraag van [verzoeker] eerst te besluiten wanneer op het beroep van [verzoeker] tegen voornoemd bestemmingsplan door de Afdeling is beslist. Er van uitgaande dat de raad dat doet, bestaat geen aanleiding voor schorsing van het bestemmingsplan, omdat een schorsing van het plan geen invloed zal hebben op het besluit van de raad op de aanvraag van [verzoeker] wanneer dat wordt genomen nadat de Afdeling op het beroep van [verzoeker] tegen het bestemmingsplan heeft beslist. Voor zover [verzoeker] door zijn verzoek wenst te bereiken dat de raad voor de uitspraak van de Afdeling op het beroep tegen het bestemmingsplan opnieuw beslist op zijn aanvraag voor het wijzigingsplan, in dier voege dat windmolens door een wijzigingsplan mogelijk moeten worden gemaakt, gaat de voorzitter daarin reeds vanwege het navolgende niet mee. Nu de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld zonder die windmolens mogelijk te maken, zou een dergelijke voorlopige voorziening die de windmolens mogelijk maakt voordat de Afdeling op het beroep van [verzoeker] heeft beslist te zeer en bezwaarlijk omkeerbaar op het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure over het vastgestelde bestemmingsplan dat die windmolens niet mogelijk maakt vooruit lopen.
2.4. Wat betreft het betoog van [verzoeker] over artikel 3, lid 3.4, sub b en sub m van de planregels, overweegt de voorzitter dat schorsing van deze planregeling enige belemmering voor de bouw van windturbines op de in geding zijnde gronden niet opheft, nu het plan geen bouwmogelijkheden bij recht of door middel van een wijzigingsbevoegdheid toestaat voor windturbines.
2.5. Naar het oordeel van de voorzitter vormt hetgeen [verzoeker] overigens nog heeft aangevoerd evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Verhage
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
655.