201305665/1/R4.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te Lexmond, gemeente Zederik,
verzoekster,
om herziening van de uitspraken van de Afdeling van 27 juni 2012, in zaak nr. 201203938/2/R4, 19 september 2012, in zaak nr. 201203938/3/R4, 8 januari 2013, in zaak nr. 201209597/2/R4 en 3 mei 2013, in zaak nr. 201209597/3/R4.
Procesverloop
Bij uitspraak van 27 juni 2012, in zaak nr. 201203938/2/R4, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van [verzoekster] tegen het besluit tot vaststelling van de actualisering 2011 van de provinciale structuurvisie en de Verordening ruimte, van het college van provinciale staten van Zuid-Holland niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 september 2012, in zaak nr. 201203938/3/R4, heeft de Afdeling het verzet van [verzoekster] tegen de uitspraak van 27 juni 2012 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 januari 2013, in zaak nr. 201209597/2/R4, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het verzoek om herziening van de uitspraak van 27 juni 2012 en van de uitspraak van 19 september 2012 afgewezen.
Bij uitspraak van 3 mei 2013, in zaak nr. 201209597/3/R4, heeft de Afdeling het verzet van [verzoekster] tegen de uitspraak van de Afdeling van 8 januari 2013 ongegrond verklaard.
De uitspraken zijn aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2013, heeft [verzoekster] de Afdeling verzocht voornoemde uitspraken te herzien.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 september 2013, waar [verzoekster] is verschenen.
Overwegingen
1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 februari 2011 in zaak nr. 201011744/1/M1) wordt een verzoek om herziening van een uitspraak waarbij een verzoek om herziening is afgewezen opgevat als een nieuw verzoek om herziening van de oorspronkelijke uitspraak. De Afdeling zal het verzoek van [verzoekster] om herziening van voornoemde uitspraken daarom opvatten als een nieuw verzoek om herziening van de uitspraken van de Afdeling van 27 juni 2012 en 19 september 2012.
2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zoals dat luidde ten tijde van belang, kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. [verzoekster] voert aan dat haar belangen door het besluit tot vaststelling van de actualisering 2011 van de provinciale structuurvisie en de Verordening Ruimte Zuid-Holland onevenredig worden geschaad. Zij acht het onrechtmatig dat het provinciebestuur alle besluitvorming in beleid en algemeen verbindende voorschriften vastlegt, terwijl daartegen niet kan worden opgekomen. Op die manier wordt volgens [verzoekster] haar een beroepsmogelijkheid ontnomen. Zij kan zich er voorts niet in vinden dat landgoederen gecreëerd worden op aan haar perceel grenzende gronden en dat nieuwe bebouwing wordt toegestaan in het dijklint waaraan zij woont.
3.1. Het door [verzoekster] aangevoerde komt erop neer dat zij het inhoudelijk niet eens is met de uitspraken van de Afdeling van 27 juni 2012 en 19 september 2012. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening strekt er evenwel niet toe het debat in de zaak te heropenen naar aanleiding van de uitspraken, waarvan herziening wordt verzocht.
De door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden kunnen niet leiden tot herziening van de uitspraken, nu dit geen omstandigheden zijn die bij haar niet bekend waren of niet redelijkerwijs bekend konden zijn vóór de uitspraken.
4. Nu niet aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb wordt voldaan, dient het verzoek te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
271-731.