ECLI:NL:RVS:2013:1400
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- S.I.M. Peute
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 21 mei 2013 een beroep van een vreemdeling gegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd op 26 juli 2012 door de minister van Immigratie, Integratie en Asiel afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Tijdens de zitting werd de rechtsvraag die in de grieven werd opgeworpen, door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder beantwoord in een andere zaak. De Afdeling concludeerde dat de grieven van de staatssecretaris falen en dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 472,00 werden vastgesteld. Daarnaast werd er een griffierecht van € 478,00 opgelegd aan de staatssecretaris. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 september 2013.