201301885/1/R2.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Erp, gemeente Veghel,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2012, kenmerk 3072416, heeft het college het verzoek om handhavend op te treden op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) tegen [partij] op het perceel [locatie] te Erp in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel, afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2013, kenmerk 3331646, verzonden op 16 januari 2013, heeft het college het door [appellant] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [partij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2013, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, en het college, vertegenwoordigd door drs. M. Uittenbosch, zijn verschenen. Voorts is [partij], vertegenwoordigd door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, als partij gehoord.
Overwegingen
1. [partij] aan de [locatie] te Erp ligt op een afstand van ongeveer 18 kilometer tot de grens van het Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel. Op 3 december 2012 heeft het college een vergunning ingevolge artikel 19d van de Nbw 1998 verleend voor de uitbreiding/wijziging van het bedrijf.
2. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met het besluit van het college tot afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen [partij] Hiertoe voeren zij aan dat de aan het bedrijf verleende vergunning op grond van de Nbw 1998, onrechtmatig is verleend. Volgens hen is het college bij de berekening van de emissietoename ten opzichte van de voor 1994 vergunde situatie, uitgegaan van een onjuiste kwalificatie van het huisvestingssysteem en de daarbij behorende emissiefactor. Nu de vergunning op onrechtmatige gronden is verleend, kon, zo stellen [appellant] en anderen, het college het verzoek om handhaving niet afwijzen wegens het niet overtreden van de Nbw 1998.
3. Vaststaat dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit een vergunning ingevolge artikel 19d van de Nbw 1998 in werking was getreden voor [partij]
De voorzitter heeft in zijn uitspraak van 19 april 2013 op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (nr. 200808336/1/M2 en geconcludeerd dat het college mocht uitgaan van een vergunde situatie en terecht heeft afgezien van handhaving. De Afdeling ziet in hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht geen grond om op dit punt tot een ander oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit te komen dan de voorzitter in de uitspraak van 19 april 2013. Het betoog faalt.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Nu het bestreden besluit bekend is gemaakt na 1 januari 2013 is, anders dan [appellant] en anderen betogen, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing zoals deze geldt vanaf 1 januari 2013. Of artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat behoeft evenwel geen bespreking aangezien het beroep ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
647.