ECLI:NL:RVS:2013:1382

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
201206013/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2011' en de rechtsgeldigheid van windturbines in Den Helder

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2011' dat op 19 maart 2012 door de raad van de gemeente Den Helder is vastgesteld. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V. en anderen hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 9 januari 2013, waarbij de camping werd vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed en de raad door ing. H.J. Winter. Na de zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en de raad om een nadere toelichting gevraagd, waarop de raad heeft gereageerd.

De Afdeling heeft in een tussenuitspraak van 10 april 2013 de raad opgedragen om binnen 16 weken een nadere afweging te maken over de door de vennootschap onder firma gewenste windmolens en de wijziging van het bestemmingsplan. Op 1 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan integraal opnieuw vastgesteld, waarbij enkele wijzigingen zijn doorgevoerd met betrekking tot de windturbines. De camping en de vennootschap onder firma hebben geen zienswijze ingediend over dit besluit.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van de vennootschap onder firma tegen het besluit van 19 maart 2012 gedeeltelijk gegrond is, omdat het bestemmingsplan in strijd met de zorgvuldigheid is voorbereid. Het besluit van de raad van 19 maart 2012 is vernietigd voor de plandelen met de bestemming 'Agrarisch'. Het beroep van de camping is geheel ongegrond verklaard. De Afdeling heeft de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vennootschap onder firma, maar niet aan de camping. De uitspraak is gedaan door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.

Uitspraak

201206013/1/R1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V. en anderen, gevestigd en wonend te Julianadorp, gemeente Den Helder,
2. [appellante sub 2], gevestigd te Julianadorp, gemeente Den Helder,
en
de raad van de gemeente Den Helder,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2012, kenmerk RB11.0205, heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de camping en anderen (hierna in enkelvoud: de camping) en de vennootschap onder firma beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De camping heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2013, waar de camping, vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Naaldwijk, de vennootschap onder firma, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ing. H.J. Winter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de raad om een nadere toelichting gevraagd. Bij brief van 30 januari 2013 heeft de raad aan dit verzoek voldaan. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vennootschap onder firma daarop een reactie ingediend.
De raad heeft na de zitting een nader stuk overgelegd. Hierop heeft de camping een reactie gegeven.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De Afdeling heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Bij tussenuitspraak van 10 april 2013, nr. 201206013/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak een nadere afweging te maken omtrent het al dan niet toestaan van de door de vennootschap onder firma gewenste windmolens en een eventuele wijziging van het bestemmingsplan op de wettelijke voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 1 juli 2013, kenmerk RB13.0043, heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2011" integraal opnieuw vastgesteld met dien verstande dat aan artikel 3, lid 3.1, van de planregels, sub e.1 is toegevoegd, artikel 3, lid 3.2.8, van de planregels hiermee in overeenstemming is gebracht en de verbeelding is gewijzigd.
De camping en de vennootschap onder firma zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 1 juli 2013 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid hebben zij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
1.1. De Afdeling merkt het besluit van 1 juli 2013 aan als besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Vast staat dat de vennootschap onder firma en de camping belang hebben bij de beoordeling van dat besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, zijn de beroepen van de vennootschap onder firma en de camping dan ook van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 1 juli 2013.
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 5.3 overwogen dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte geen standpunt heeft ingenomen omtrent het al dan niet toestaan van de door de vennootschap onder firma gewenste windmolens. Gelet hierop oordeelde de Afdeling dat het bestemmingsplan in zoverre is voorbereid in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
3. Gelet hierop is het beroep van de vennootschap onder firma tegen het besluit van de raad van 19 maart 2012 in zoverre gegrond. Dat besluit dient, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Agrarisch" zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1, wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
Het beroep van de vennootschap onder firma tegen het besluit van 19 maart 2012 is voor het overige ongegrond. Het beroep van de camping tegen dat besluit is geheel ongegrond.
4. In het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2011" dat op 1 juli 2013 is vastgesteld, is langs het plandeel met de bestemming "Water" in de nabijheid van het perceel van de vennootschap onder firma aan de Rijksweg 80, twee keer de aanduiding "windturbine" opgenomen. Voorts is aan artikel 3, lid 3.1, van de planregels sub e.1 toegevoegd. Ingevolge sub e.1 mag ter plekke van de aanduiding "windturbine", binnen de aanduiding één windturbine worden gerealiseerd waarvan de maximale hoogte 7 m en de maximale rotordiameter 5 m bedraagt. Met het oog op deze wijziging is aan artikel 3, lid 3.2.8, van de planregels, sub c, toegevoegd en heeft binnen dit artikellid een vernummering plaatsgevonden.
5. De vennootschap onder firma en de camping hebben naar aanleiding van het besluit van 1 juli 2013 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat zij geen bezwaren hebben tegen het besluit van 1 juli 2013 voor zover het betreft de onder 4 genoemde wijzigingen. De van rechtswege ontstane beroepen zijn in zoverre ongegrond.
6. Met het besluit van 1 juli 2013 is het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2011" zoals dat op 19 maart 2012 was vastgesteld voor het overige niet gewijzigd. Met betrekking tot de beroepsgronden die de vennootschap onder firma en de camping hebben aangevoerd tegen het besluit van 19 maart 2012, welke worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 1 juli 2013, ziet de Afdeling thans geen aanleiding anders te oordelen dan zij in de tussenuitspraak heeft gedaan. De van rechtswege ontstane beroepen zijn ook voor het overige ongegrond.
7. De raad dient ten aanzien van de vennootschap onder firma op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Wat betreft de door de vennootschap onder firma op het proceskostenformulier ingevulde kosten voor het opstellen van een deskundigenrapport door Result ADR, waaraan 16 uren zouden zijn besteed, overweegt de Afdeling als volgt. De vennootschap onder firma heeft in deze procedure bij de Afdeling geen deskundigenrapport van Result ADR overgelegd, zodat reeds daarom geen aanleiding bestaat de raad te veroordelen in deze kosten. Ten aanzien van de camping bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Den Helder van 19 maart 2012, kenmerk RB11.0205, gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Den Helder van 19 maart 2012, kenmerk RB11.0205, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Agrarisch" zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;
III. verklaart het beroep van [appellante sub 2] voor het overige en het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V. en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Den Helder van 19 maart 2012, kenmerk RB11.0205, geheel ongegrond;
IV. verklaart de beroepen van [appellante sub 2] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Stacaravanpark en Camping 't Noorder Sandt B.V. en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Den Helder van 1 juli 2013, kenmerk RB13.0043, ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Den Helder tot vergoeding van bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 98,68 (zegge: achtennegentig euro en achtenzestig cent);
VI. gelast dat de raad van de gemeente Den Helder aan [appellante sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
559.