ECLI:NL:RVS:2013:1373
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 13 juli 2012. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op 20 juni 2012 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop zij hoger beroep instelde.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 11 juni 2013 een verblijfsvergunning verleend aan de vreemdeling, geldig tot 5 juni 2018. De vreemdeling heeft echter aangegeven dat zij belang heeft bij een verblijfsvergunning met een ingangsdatum vóór 5 juni 2013, omdat de inwilliging van haar asielaanvraag de intrekking van het inreisverbod met zich meebrengt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2013.