ECLI:NL:RVS:2013:1341

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
2 oktober 2013
Zaaknummer
201210468/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem betreffende de bouwvergunning voor een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang op het perceel Kamerlingh Onneslaan 140-142 te Badhoevedorp. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had op 8 augustus 2008 een bouwvergunning verleend voor het wijzigen van een woonhuis met praktijkruimte tot kinderdagverblijf. Na bezwaar van de appellant heeft het college op 25 januari 2011 het eerdere besluit herroepen en onder voorwaarden opnieuw een bouwvergunning verleend. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 13 maart 2012 het college de gelegenheid gegeven om gebreken in het besluit te herstellen. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 28 september 2012 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van 25 januari 2011 vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten voor zover deze niet zijn gewijzigd door een nieuw besluit van 20 juni 2012.

In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De appellant betoogde dat het college niet in redelijkheid vrijstelling had kunnen verlenen voor het bouwplan, omdat het in strijd was met het bestemmingsplan en er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de gevolgen voor het woon- en leefklimaat. De Afdeling oordeelde dat het college zich op het standpunt had kunnen stellen dat het gebied geen rustige woonwijk was, maar een gemengd gebied, en dat de richtafstand uit de VNG-brochure kon worden afgeweken. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201210468/1/A1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
tegen de tussenuitspraak van 13 maart 2012 en de uitspraak van 28 september 2012 van de rechtbank Haarlem in zaak nr. 11/1567 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
Procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2008 heeft het college aan Kinderdagverblijf Haarlemmermeer B.V. bouwvergunning verleend voor het wijzigen van een woonhuis met praktijkruimte tot kinderdagverblijf en buitenschoolse opvangvoorziening met bijbehorend buitenterrein op het perceel Kamerlingh Onneslaan 140-142 te Badhoevedorp (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 januari 2011 heeft het college opnieuw op het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar beslist, het bezwaar deels gegrond verklaard, het besluit van 8 augustus 2008 herroepen en onder voorwaarden vrijstelling van het bestemmingsplan en opnieuw bouwvergunning voor het bouwplan verleend.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 2012 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending de gebreken in het besluit van 25 januari 2011 te herstellen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen.
Bij besluit van 20 juni 2012 heeft het college het besluit van
25 januari 2011 gewijzigd.
Bij uitspraak van 28 september 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 25 januari 2011 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven voor zover die niet zijn gewijzigd bij het besluit van 20 juni 2012 en het tegen het besluit van 20 juni 2012 gerichte beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Kinderdagverblijf Haarlemmermeer heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak samen met zaak nr. 201210263/1/A1 gevoegd ter zitting behandeld op 19 juni 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers, en het college, vertegenwoordigd door J. Oosterhof, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Kinderdagverblijf Haarlemmermeer, vertegenwoordigd door mr. B.M. Sadza, advocaat te Heerlen, en P. van Essen. Na de zitting is de behandeling van de zaken gesplitst.
Overwegingen
1. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het bestemmingsplan "Badhoevedorp" op het perceel rustende bestemming "Openbare en bijzondere gebouwen en bijbehorende terreinen". Teneinde bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college toepassing gegeven aan de bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO). Het college heeft voorts met toepassing van artikel 2.5.30, vierde lid, van de bouwverordening van Haarlemmermeer, ontheffing verleend van het bepaalde in het eerste lid van dat artikel en met toepassing van artikel 1.11 van het Bouwbesluit ontheffing verleend tot het niveau van bestaande bouw.
2. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak overwogen dat, nu ten aanzien van de woning [locatie] niet wordt voldaan aan de richtafstand uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure) van 10 m, en geen sprake is van een bouwkundige afscheiding ter hoogte van deze woning het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de garantie van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van die woning.
3. Bij het besluit van 20 juni 2012 heeft het college besloten geen vrijstelling meer te verlenen voor het gebruik van het op de bij het besluit gevoegde inrichtingstekening in rood gearceerde gedeelte als buitenspeelplaats. Ander gebruik ten behoeve van de kinderdagopvang is wel toegestaan, zoals gebruik als toegangspad tot de achtergelegen buitenspeelplaats. Voorts heeft het college bij dit besluit de volgende extra voorwaarden aan de vrijstelling verbonden:
1. Van de buitenspeelplaats grenzend aan de achtertuinen van de woningen aan de Leibnizstraat en grenzend aan de achtertuin van de woning aan de [locatie] te Badhoevedorp mag alleen gebruik gemaakt worden indien:
a. tussen deze buitenspeelplaats en het aangrenzende perceel aan de Buys Ballotstraat een geluidsscherm aanwezig is conform het geluidsscherm dat is opgenomen in het bijgevoegde geluidsonderzoek;
b. tussen deze buitenspeelplaats en de percelen aan de Leibnizstraat een stenen muur van minimaal twee meter hoog aanwezig dient te zijn.
2. Dat op elk van de buitenspeelplaatsen (genummerd 1 en 2 op de inrichtingstekening) maar met een groep van maximaal vijftien kinderen tegelijkertijd buiten gespeeld mag worden.
Het college heeft zich in het besluit van 20 juni 2012 op het standpunt gesteld bereid te zijn om voor het geluidsscherm als bedoeld onder 1.a vergunning te verlenen en dat tussen de buitenspeelplaats en de percelen aan de Leibnizstraat in de huidige situatie reeds een stenen muur van twee m hoog aanwezig is.
4. [appellant] heeft ter zitting zijn beroepsgrond dat de rechtbank heeft miskend dat het geluidsscherm een onlosmakelijk deel is van de onderhavige vrijstelling en ten onrechte heeft overwogen dat hij zijn bezwaren daar tegen kan uiten indien hij bezwaar aantekent tegen het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het oprichten van het betreffende geluidsscherm, ingetrokken.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan. Hij voert daartoe aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat na realisering van het bouwplan ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal blijven bestaan, gelet op de geluidbelasting vanwege de voorziene kinderopvang. [appellant] voert daartoe aan dat het college niet van de juiste richtafstand uit de VNG-brochure is uitgegaan en dat niet wordt voldaan aan de richtafstand van 30m.
5.1. Het door [appellant] aangevoerde biedt geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen.
De Afdeling heeft in de uitspraak van heden in zaak nr. 201210263/1/A1 overwogen dat er geen grond is voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebied waar het bouwplan is voorzien, geen rustige woonwijk betreft, maar, gelet op de nabijgelegen rijksweg A9 op een afstand van 250m, de provinciale weg N232 op een afstand van 180 meter en Schiphol, moet worden gekenmerkt als gemengd gebied, in welk geval de brochure voor kinderopvang tenminste een afstand van 10 m tot omliggende woningen aanhoudt. Voorts is overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat van de richtafstand in de VNG-brochure kon worden afgeweken en het geen aanleiding heeft hoeven zien om aan te nemen dat realisering van het bouwplan zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woonklimaat voor omwonenden als gevolg van de toename van de geluidsbelasting.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
580.