ECLI:NL:RVS:2013:1332
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- S.I.M. Peute
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel tegen de tussenuitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 9 augustus 2012 en haar uitspraak van 10 september 2012. De minister had op 2 november 2011 een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister een gebrek in zijn besluit moest herstellen, maar de minister besloot dit niet te doen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de minister, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen.
De minister, thans staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, ging in hoger beroep tegen deze uitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, eerder beantwoord in een andere zaak. De Afdeling concludeert dat de grief van de staatssecretaris faalt en dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is. De aangevallen uitspraken worden bevestigd.
De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 472,00 worden vastgesteld, en er wordt een griffierecht van € 466,00 opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.I.M. Peute, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2013.