201208713/1/A1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Amsterdam (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2012 in zaak nr. 11/5916 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het perceel [locatie] te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 1 november 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. van Schuppen, advocaat te Loenen aan de Vecht, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Visser-Homoet, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De aanvraag ziet op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het maken van een uitweg op het perceel teneinde het parkeren van twee auto’s in de voortuin mogelijk te maken.
2. Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, een zodanige bepaling als een verbod om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Garageverordening Stadsdeel Zuid 2010 (hierna: de verordening), zoals deze gold ten tijde van de besluiten van 17 maart 2011 en 1 november 2011, wordt onder garage verstaan een niet tot de openbare weg behorende, geheel of gedeeltelijk besloten of open ruimte of samenstel van ruimten, bestemd tot of in gebruik voor het plaatsen van één of meer motorrijtuigen.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder a en b, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het dagelijks bestuur een uitweg te maken naar de weg en van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, voor zover hier van belang, wordt de omgevingsvergunning geweigerd als het gebruik van de garage in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo verleende omgevingsvergunning ten behoeve van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
3. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat het de aanvraag aldus heeft gelezen, dat die uitsluitend ziet op het maken van een uitweg op het perceel en dat het ook dienovereenkomstig heeft besloten. [appellant] heeft ter zake ter zitting uitdrukkelijk gesteld dat hij uitsluitend een oordeel wenst te verkrijgen over de vraag of de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het dagelijks bestuur de gevraagde omgevingsvergunning voor de uitweg op grond van artikel 5, tweede lid, van de Garageverordening Stadsdeel Zuid 2010 (hierna: de verordening) heeft kunnen weigeren. In dit betoog ziet de Afdeling aanleiding om als volgt te overwegen.
4. Bij besluit van 17 maart 2011, gehandhaafd bij besluit van 1 november 2011, heeft het dagelijks bestuur de door [appellant] gevraagde omgevingsvergunning voor het aanleggen van een in- en uitrit op het perceel op grond van artikel 5, tweede lid, van de verordening geweigerd, omdat het gebruik van de uitweg in strijd is met het bestemmingsplan. Met ingang van 11 november 2011 heeft de raad van de deelgemeente Amsterdam Zuid de verordening ingetrokken. Dit betekent dat voor het maken en hebben van een uitweg geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo meer vereist is. Derhalve bestaat geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep.
5. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2013
407-713.