ECLI:NL:RVS:2013:1305

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201306183/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Enter-dorp, herziening Krompatte

Op 17 september 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Enter-dorp, herziening Krompatte". Dit bestemmingsplan werd op 3 juni 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden. Tegen dit besluit hebben verzoekers, wonend te Enter, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 27 augustus 2013, waar de verzoekers werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. J.H.B. Averdijk, en de raad door M. Stevens-Welleweerd en mr. C.G.M. Brilhuis.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad en de belanghebbende stelden dat de verzoekers geen belanghebbenden zijn, omdat zij te ver van het plangebied wonen. De voorzitter concludeerde echter dat, gezien de afstanden van de woningen van de verzoekers tot het plangebied, zij in ieder geval belanghebbendheid niet kan worden ontzegd. De voorzitter ging vervolgens inhoudelijk in op de beroepsgronden van de verzoekers, die stelden dat het plan in strijd is met de nota "Open gebieden 2005". De raad betoogde dat de nota weliswaar van toepassing is, maar dat de verdichting van het gebied na de inwerkingtreding van de nota toetsing niet meer rechtvaardigt.

De voorzitter uitte twijfels over de motivering van de raad en oordeelde dat het plan mogelijk niet in stand zal blijven. Daarom werd besloten om het besluit van de raad van de gemeente Wierden te schorsen bij wijze van voorlopige voorziening. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de verzoekers. De voorzitter bevorderde dat de hoofdzaak in januari 2014 ter zitting zal worden behandeld, zodat de overige bezwaren van de verzoekers in de hoofdzaak ten gronde kunnen worden behandeld.

Uitspraak

201306183/2/R1.
Datum uitspraak: 17 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Enter, gemeente Wierden,
en
de raad van de gemeente Wierden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2013, kenmerk RA-13-00610, heeft de raad het bestemmingsplan "Enter-dorp, herziening Krompatte" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 augustus 2013, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M. Stevens-Welleweerd en mr. C.G.M. Brilhuis, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar [belanghebbende], bijgestaan door mr. M.H.P. Bullens, advocaat te Enschede, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in gebruiksmogelijkheden voor een bedrijf en in bouwmogelijkheden voor een bedrijfsgebouw.
3. De raad en [belanghebbende] voeren aan dat [verzoeker] en anderen geen belanghebbenden zijn bij het besluit tot vaststelling van het plan, omdat zij te ver van het plangebied wonen en er geen zicht op hebben.
3.1. De woning van [2 verzoekers] en de woning van [verzoeker] en [verzoekster A] liggen op ongeveer 77 m afstand van het plangebied. De woningen van [6 verzoekers] liggen op onderscheidenlijk ongeveer 136 m, 134 m en 130 m afstand van het plangebied. De voorzitter verwacht dat, gelet op deze afstanden en de ruimtelijke invloed van hetgeen het bestemmingsplan mogelijk maakt, in de hoofdzaak aan in ieder geval [verzoeker] en [verzoekster A] en enkele anderen belanghebbendheid niet zal worden ontzegd, zodat de voorzitter hierna inhoudelijk op het verzoek zal ingaan.
4. [verzoeker] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de nota "Open gebieden 2005" (hierna: de Nota), omdat daarin bebouwing van het plangebied is uitgesloten.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Nota weliswaar van toepassing is, maar dat na de inwerkingtreding ervan dusdanige verdichting van het gebied heeft plaatsgevonden dat toetsing eraan geen doel meer dient.
4.2. Aan het plangebied zijn de bestemmingen "Groen" en "Bedrijf" toegekend, met ter plaatse van deze laatste bestemming een bouwvlak.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 van het plan en voortzetting van het agrarisch gebruik.
4.3. De voorzitter overweegt dat niet op voorhand vaststaat dat de motivering van de raad ter weerlegging van de beroepsgrond dat het plan in strijd met de Nota is vastgesteld, in de bodemprocedure bij de Afdeling toereikend zal worden geacht, nu een aantal van de verdichtingen van de bebouwing waar de raad op heeft gewezen in de Nota reeds was voorzien. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat volgens de raad de Nota op het plan van toepassing is en dat de Nota ten tijde van de vaststelling van het plan nog steeds gold. De voorzitter heeft daarom gerede twijfel of het plan in de hoofdzaak in stand zal blijven. Derhalve zal hij de hierna te melden voorlopige voorziening treffen, zodat het plan niet in werking zal treden.
De voorzitter is evenwel ook van oordeel dat de belangen van [belanghebbende] bij inwerkingtreding van het plan niet onaanzienlijk zijn. Daarom zal de voorzitter bevorderen dat de hoofdzaak in januari 2014 ter zitting zal worden behandeld.
Op de overige bezwaren van [verzoeker] en anderen zal in de hoofdzaak ten gronde worden ingegaan.
5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Wierden van 3 juni 2013, kenmerk RA-13-00610;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Wierden tot vergoeding van bij [verzoeker] en [verzoekster A] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Wierden aan [verzoeker] en [verzoekster A] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Verhage
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2013
655.