ECLI:NL:RVS:2013:1256

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
25 september 2013
Zaaknummer
201211911/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep omgevingsvergunning voor kamergewijze verhuur

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Goedvast Vastgoed B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 november 2012, waarin het beroep van Goedvast niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat Goedvast geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 16 december 2011, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een omgevingsvergunning had verleend voor het bouwen en het gebruik van het pand aan de Laan van Nieuw Oost-Indië 158 te Den Haag voor kamergewijze verhuur. Goedvast stelde dat de rechtbank ten onrechte ambtshalve de ontvankelijkheid van haar beroep had getoetst en dat zij niet verweten kon worden geen bezwaar te hebben gemaakt, omdat er volgens haar geen omgevingsvergunning vereist was voor de kamergewijze verhuur en de verbouwing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 juli 2013 behandeld. Goedvast was vertegenwoordigd door mr. R.M. Köhne, terwijl het college werd vertegenwoordigd door E. Veldman. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat Goedvast redelijkerwijs verweten kon worden geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van 16 december 2011. De rechtbank had de ontvankelijkheid van het beroep van Goedvast terecht ambtshalve beoordeeld, aangezien de regels voor ontvankelijkheid een kwestie van openbare orde zijn.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. A.W.M. Bijloos en de leden mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, ambtenaar van staat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 september 2013.

Uitspraak

201211911/1/A1.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Goedvast Vastgoed B.V., gevestigd te Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank geen van 14 november 2012 in zaak nr. 12/5608 in het geding tussen:
Goedvast
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2011 heeft het college aan Goedvast omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en strijdig gebruik van het pand Laan van Nieuw Oost-Indië 158 te Den Haag ten behoeve van kamergewijze verhuur.
Bij besluit van 30 mei 2012 heeft het college het door [belanghebbende] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2012 in zaak nr. 12/5608 heeft de rechtbank het door Goedvast daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Goedvast hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2013, waar Goedvast, vertegenwoordigd door mr. R.M. Köhne, advocaat te Voorburg, en het college, vertegenwoordigd door E. Veldman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], bijgestaan door mr. C. Lubben, gehoord.
Overwegingen
1. Goedvast betoogt dat de rechtbank ten onrechte ambtshalve heeft getoetst of haar beroep ontvankelijk was.
1.1. Het betoog faalt. De regels voor de ontvankelijkheid zijn een kwestie van openbare orde. De rechtbank heeft derhalve de ontvankelijkheid van het beroep van Goedvast terecht ambtshalve beoordeeld.
2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
3. Goedvast betoogt dat de rechtbank haar beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat haar niet kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt. Volgens haar is voor de kamergewijze verhuur en de verbouwing geen omgevingsvergunning vereist. Daarnaast is in de vergunning niet duidelijk omschreven dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan, aldus Goedvast. Zij betoogt verder dat eerst in het besluit op bezwaar is vermeld dat een omgevingsvergunning is vereist wegens de wijziging van de brandcompartimentering.
3.1. Vaststaat dat Goedvast geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 16 december 2011, waarbij het college aan haar omgevingsvergunning heeft verleend voor de activiteit bouwen en de activiteit gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit Goedvast redelijkerwijs kan worden verweten. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat, nu het betoog van Goedvast dat voor de verbouwing geen omgevingsvergunning is vereist zich in feite keert tegen het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning, zij hiertegen bezwaar had moeten maken. Er bestaat geen grond voor het oordeel, dat in de vergunning niet duidelijk is omschreven dat sprake is van strijd met het bestemmingsplan. In de tekst van het besluit is vermeld dat de woonfunctie voor kamergewijze verhuur niet passend is in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bezuidenhout Oost". De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat de omstandigheid dat het college de motivering van het besluit van 16 december 2011 bij het besluit van 30 mei 2012 heeft aangevuld, in die zin dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mede is vereist wegens de wijziging van de brandcompartimentering, niet betekent dat het Goedvast redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van 16 december 2011.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank, gelet op artikel 6:13 van de Awb, het beroep van Goedvast terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De betogen falen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
651.