ECLI:NL:RVS:2013:1204

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
201307912/2/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende afgifte document rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 september 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2013, waarin het beroep van de vreemdeling gegrond werd verklaard en het besluit van de staatssecretaris om het bezwaar van de vreemdeling ongegrond te verklaren, werd vernietigd. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag was door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel afgewezen op 4 juli 2012.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening geen verdere strekking heeft dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van de vreemdeling. De voorzitter heeft daarbij overwogen dat er niet kan worden uitgesloten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven, en dat er geen bijzondere belangen zijn die nopen tot onmiddellijke uitvoering van de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing van de voorzitter was dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk gegrond was en dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op het bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 september 2013.

Uitspraak

201307912/2/V4.
Datum uitspraak: 12 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2013 in
zaak nr. 13/6788 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2013 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 juli 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven.
2. Gelet op hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Können
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2013
301-740