201304981/2/R4.
Datum uitspraak: 2 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Westerbork, gemeente Midden-Drenthe,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Midden-Drenthe,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Westerbork" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 augustus 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door drs. E. Folkerts, bijgestaan door mr. D. Reitsema en ing. A. Abbingh, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Groen", dat is gelegen tegenover zijn gronden aan het Burgemeester Gualtherie van Weezelplein, voor zover daaraan de gebiedsaanduiding 'evenementenzone locatie 1' is toegekend en ter plaatse evenementen kunnen worden gehouden. Hij voert onder meer aan dat de afstand tussen zijn woning en de aangewezen evenementenzone te klein is en dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van de uitbreiding van het terrein voor omwonenden. Volgens [verzoeker] is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid, omdat moet worden gevreesd dat hangende het beroep grootschalige evenementen zullen worden gehouden die tot parkeer- en geluidhinder zullen leiden. In zijn hoedanigheid als eigenaar van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker] Onroerend Goed B.V. vreest hij voor de bereikbaarheid van de panden aan [locaties A]. [verzoeker] Onroerend Goed B.V. is eigenaar en verhuurder van deze panden waarin momenteel een supermarkt is gevestigd.
2.1. Het is onbetwist dat op 1 mei 2007 een vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) voor het houden van evenementen in het gebied rondom het Burgemeester Gualtherie van Weezelplein in combinatie met een deel van de Hoofdstraat tot aan de Kerkhoflaan en het parkeerterrein aan de Roessinghkamplaan. De voorzitter overweegt dat met het plan onder meer is beoogd om hetgeen met het vrijstellingsbesluit ter plaatse mogelijk is gemaakt, planologisch vast te leggen.
2.2. Voor zover [verzoeker] betoogt dat het plan ten opzichte van de eerder verleende vrijstelling voorziet in een uitbreiding van het terrein waarop evenementen kunnen worden gehouden, dan wel in een uitbreiding van het aantal evenementen en dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aanvaardbaarheid daarvan, overweegt de voorzitter dat deze aspecten nader onderzoek vergen waarvoor deze procedure zich niet leent. De vraag of vooruitlopend op die beoordeling in de bodemzaak een voorlopige voorziening moet worden getroffen zal dan ook worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging. De raad heeft ter zitting verklaard dat er tot en met 13 oktober 2013 nog zeven evenementen op het programma staan en het evenementenseizoen dan ten einde is. De voorzitter acht, gelet op de aard en omvang van de evenementen zoals die tot en met 13 oktober 2013 zullen worden gehouden, de aard en omvang van de evenementen zoals die sinds 2007 op de desbetreffende locatie worden gehouden in aanmerking genomen - anders dan [verzoeker] betoogt - niet aannemelijk gemaakt dat een voortzetting van de evenementen totdat in de hoofdzaak zal zijn beslist zal leiden tot zodanige beperkte bereikbaarheid, parkeer- en geluidhinder, dat dit tot onevenredige gevolgen, dan wel tot een onomkeerbare situatie zal leiden voor [verzoeker]. Gelet hierop heeft [verzoeker] in zoverre naar het oordeel van de voorzitter niet een zodanig zwaarwegend en spoedeisend belang, dat de gevraagde voorlopige voorziening moet worden getroffen en vooruitgelopen moet worden op een eventueel in de bodemprocedure te geven oordeel.
3. Voorts verzoekt [verzoeker] de voorzitter een voorlopige voorziening te treffen, omdat het plan, anders dan het vigerende plan "Westerbork 1991", op zijn perceel tussen [locaties B] geen woningbouw mogelijk maakt en de mogelijkheden van de percelen [locaties C] beperkt ten opzichte van het plan "Westerbork 1991".
3.1. De voorzitter overweegt dat ter zitting niet is gebleken van concrete plannen voor woningbouw ondersteund door een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve daarvan en evenmin van concrete plannen voor uitbreiding van de mogelijkheden met betrekking tot de percelen Burgemeester Gualtherie van Weezelplein. Gelet hierop heeft [verzoeker] in zoverre naar het oordeel van de voorzitter evenmin een zodanig zwaarwegend en spoedeisend belang, dat de gevraagde voorlopige voorziening moet worden getroffen en vooruitgelopen moet worden op een eventueel in de bodemprocedure te geven oordeel.
3.2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Heinen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2013
632.