201303080/1/R3.
Datum uitspraak: 11 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Cranendonck,
en
de raad van de gemeente Cranendonck,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2013 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen voor de bouw van een woning ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Soerendonk, sectie […], nr. […], afgewezen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
[belanghebbenden A] (hierna tezamen en in enkelvoud: [belanghebbende A]), [belanghebbende B] en [belanghebbende C] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2013, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door ing. E. van Dijk, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting gehoord [belanghebbende A], bijgestaan door mr. M. van Hoorne, [belanghebbende B], [belanghebbende C], en [belanghebbende D] en [belanghebbende E], bijgestaan door mr. B. de Jong.
Overwegingen
1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.
2. [appellant] heeft bij de raad een aanvraag ingediend om een bestemmingsplan vast te stellen dat het mogelijk maakt om een zogenoemde ruimte voor ruimte-woning te bouwen ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Soerendonk, sectie […], nr. […].
Bij besluit van 11 oktober 2011 heeft de raad geweigerd om het plan vast te stellen.
Bij uitspraak van 31 oktober 2012 in zaak nr. 201112585/1/R1 heeft de Afdeling dat besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd en de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Met het besluit van 5 februari 2013 heeft de raad uitvoering gegeven aan evenvermelde uitspraak.
3. De raad acht de door [appellant] beoogde bebouwing niet in overeenstemming met de Visie Bebouwingsconcentraties. De raad stelt dat in deze visie bebouwingsconcentraties zijn aangewezen, waarbinnen zich waardevolle open plekken bevinden die kenmerkend voor de omgeving worden geacht en behouden dienen te blijven. Het bouwen van een woning op de beoogde locatie leidt volgens de raad tot aantasting van een waardevolle en historische open ruimte en tot onderbreking van de zichtlijn naar het verdere buitengebied. De raad stelt voorts dat in de visie is neergelegd dat een nieuwe woning slechts aan een verhard pad mag worden gerealiseerd. Het te bebouwen perceel ligt volgens de raad aan een onverhard pad. Dit pad is kenmerkend voor het historische karakter van de bebouwingsconcentratie, waarbinnen de bouwlocatie valt. Het is niet wenselijk dit pad te verharden voor de bouw van een nieuwe woning, aldus de raad.
4. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte heeft geweigerd het plan vast te stellen. Hij voert aan dat de raad ten onrechte de Visie Bebouwingsconcentraties aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, nu deze visie volgens hem ten tijde van de besluitvorming geen deel uitmaakte van het door de raad te voeren beleid. [appellant] betoogt voorts dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming met de Visie Bebouwingsconcentratie is. [appellant] voert daartoe onder meer aan dat met de door hem beoogde bebouwing de openheid in het buitengebied, zoals beschreven in de Visie Bebouwingsconcentraties, behouden blijft en dat het te bebouwen perceel via een verharde weg bereikbaar is.
5. Bij de beoordeling van een aanvraag tot vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad, zoals hiervoor al is overwogen, beleidsvrijheid. De raad heeft deze aan hem toekomende beleidsvrijheid in dit geval nader ingevuld door het vaststellen van de Visie Bebouwingsconcentraties.
De Visie Bebouwingsconcentraties is door de raad vastgesteld op 26 juni 2012. De Afdeling overweegt dat deze visie ten tijde van de besluitvorming op de aanvraag deel uitmaakte van het gemeentelijke beleid. [appellant] heeft niet aangevoerd dat dit beleid onredelijk is. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de Visie Bebouwingsconcentraties niet aan het besluit van 5 februari 2013 ten grondslag heeft mogen leggen.
De Visie Bebouwingsconcentraties heeft als doel een bijdrage te leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Cranendonck en voorziet in voorwaarden voor het realiseren van nieuwe burgerwoningen in het buitengebied binnen de aangewezen bebouwingsconcentraties. Eén van de aangewezen bebouwingsconcentraties is de bebouwingsconcentratie "De Moosten - Strijperdijk - Kluttershoek", waarbinnen de door [appellant] beoogde bouwlocatie ligt. Volgens de visie kenmerkt deze bebouwingsconcentratie zich door een kleinschalige opzet met een aantal wegsplitsingen. Rond deze splitsingen liggen enkele open, karakteristieke plekken. Het omliggende landschap bestaat uit open agrarische velden, die overvloeien in een groot boscomplex. Op de zoneringskaart 6 in de visie wordt deze bebouwingsconcentratie weergegeven. De rood gearceerde delen op de kaart geven de gronden aan waarop geen ruimte voor ruimte-woning is toegestaan. De bijbehorende paragraaf 6.1.6 vermeldt dat verdere verdichting van het landschap, bestaande uit open agrarische velden, op die gronden niet wenselijk wordt geacht. Vaststaat dat de door [appellant] beoogde bouwlocatie binnen die gronden ligt.
Uit de analysekaart 6 in Bijlage 2 van de Visie Bebouwingsconcentraties is af te leiden dat de zichtlijn vanuit Kluttershoek en Molenheide naar de agrarische velden ten noorden van De Moosten, aangemerkt als waardevolle open ruimte, vrij dient te blijven. Vast staat dat de te realiseren bebouwing op de door [appellant] beoogde bouwlocatie die zichtlijn onderbreekt.
In paragraaf 3.4 van de Visie Bebouwingsconcentraties staat dat een ruimte voor ruimte-woning slechts kan worden gebouwd aan een verharde weg. Gelet op het verhandelde ter zitting alsmede in aanmerking genomen de door [appellant] bij brief van 11 augustus 2013 overgelegde situatietekening, stelt de Afdeling vast dat de door [appellant] beoogde bouwlocatie niet aan een verharde weg ligt.
6. Gelet op hetgeen onder 5 is overwogen heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op goede gronden op het standpunt gesteld dat het realiseren van een ruimte voor ruimte-woning op de door [appellant] beoogde locatie niet in overeenstemming is met de Visie Bebouwingsconcentraties. Voorts heeft de raad geen aanleiding hoeven te zien om van het beleid af te wijken. De raad heeft in redelijkheid kunnen besluiten het bestemmingsplan niet vast te stellen. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2013
408.