ECLI:NL:RVS:2013:1104

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
201302427/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgevingsvergunning voor schuttersgebouw en schietbomen in Maasbracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep van [appellant] en anderen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw ongegrond werd verklaard. Het college had op 5 januari 2012 een omgevingsvergunning verleend voor het verplaatsen van een schuttersgebouw en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers op de locatie Sint Joosterweg 1d te Maasbracht. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen afzien van de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te laten, ondanks het te laat verstrekken van benodigde gegevens door de gemeente. De rechtbank oordeelde ook dat voor de inrichting geen omgevingsvergunning nodig was voor de activiteit milieu, omdat de schietlocatie niet werd gebruikt voor de opslag van wapens en munitie.

[Appellant] en anderen gingen in hoger beroep, waarbij zij aanvoerden dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het college het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan had geacht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank had niet onderkend dat het gebruik van de gronden voor de schutterij in strijd was met de bestemming 'Sportvelden Rs(v)'. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en gelastte dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

201302427/1/A1.
Datum uitspraak: 11 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Maasbracht, gemeente Maasgouw,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 februari 2013 in zaak nr. 12/2708 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2012 heeft het college aan gemeente Maasgouw (hierna: de gemeente) een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het verplaatsen van het schuttersgebouw en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers op de locatie Sint Joosterweg 1d te Maasbracht (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 juli 2012 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 februari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2013, waar [appellant] en anderen, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door C.W. Buurman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in het verplaatsen van een schuttersgebouw en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers op het perceel, waarvan de gemeente eigenaar is. De nieuwe locatie bevindt zich tussen de Sint Joosterweg en de Rijksweg A2, waar zich aan de zuidzijde een bedrijfsterrein en aan de noordzijde voetbalvelden bevinden. De schutterij wordt gebruikt ten behoeve van schutterijvereniging St. Andreas 1634.
2. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan het bestuursorgaan besluiten om een aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen.
3. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen afzien van de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te laten, gelet op het te laat verstrekken van de benodigde gegevens door de gemeente, omdat zij door deze handelswijze van het college in hun belangen zijn geschaad.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college ondanks de overschrijding van de geboden termijn om de benodigde gegevens te verstrekken, in redelijkheid heeft kunnen afzien van gebruikmaking van de bevoegdheid om de aanvraag om deze reden niet te behandelen. De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat gesteld noch gebleken is dat het besluit op basis van onvolledige gegevens is genomen, het college een discretionaire bevoegdheid heeft om een onvolledige aanvraag buiten behandeling te stellen en dat [appellant] en anderen door het enkele te laat verstrekken van de bedoelde gegevens niet in hun belangen zijn geschaad, omdat het de gemeente in de toekomst vrij had gestaan een nieuwe aanvraag in te dienen.
Het betoog faalt.
4. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor de inrichting geen omgevingsvergunning nodig is voor de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), omdat wapens en munitie worden opgeslagen op de schietlocatie.
4.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
1˚. het oprichten
2˚. het veranderen of veranderen van de werking of
3˚. het in werking hebben
van een inrichting of mijnbouwwerk.
4.2. Op de activiteit is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de inrichting wordt gebruikt voor traditioneel schieten als bedoeld in artikel 19.4, onder g, van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, zodat hiervoor geen vergunningsplicht bestaat. De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat uit de melding van Schutterij St. Andreas 1634 van 27 oktober 2011 in het kader van de Wet milieubeheer volgt, dat de inrichting niet wordt gebruikt voor de opslag van wapens en munitie. Gebleken is dat de opslag van wapens en munitie plaatsvindt bij de leden van de schutterij zelf.
Het betoog faalt.
5. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan heeft geacht. In dit kader voeren zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zowel onder de bestemming "Sportvelden Rs(v)" als onder de bestemming "Schutterij Rs(s)" schutterijen zijn toegelaten. [appellant] en anderen voeren voorts aan dat het voor hen onduidelijk was dat onder beide bestemmingen de oprichting van een schutterij mogelijk was, waardoor zij in de bestemmingsplanprocedure hier geen zienswijze over hebben kunnen indienen.
5.1. Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt, voor zover thans van belang, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Maasbracht-Brachterbeek" rust op het perceel de bestemming "Sportvelden Rs(v)".
Ingevolge artikel 2.29, onder 1, van de planvoorschriften, zijn de gronden op de plankaart aangewezen voor "Sportvelden Rs(v)" bestemd voor sportbeoefening en voor nutsvoorzieningen.
Ingevolge artikel 2.29, onder 3.A, eerste lid mag het bebouwd oppervlak van de totale bestemming niet meer dan 5% bedragen.
Ingevolge artikel 2.30, onder 1, zijn de gronden op de plankaart aangewezen voor "Schutterij Rs(s)" bestemd voor de schietsport en voor nutsvoorzieningen.
5.2. De rechtbank heeft niet onderkend dat het gebruik van de gronden voor de schutterij in strijd is met de bestemming "Sportvelden Rs(v)". Uit het bestemmingsplan blijkt dat er uitdrukkelijk voor is gekozen om zowel een bestemming "Sportvelden Rs(v)" als een bestemming "Schutterij Rs(s)" op te nemen. Doordat voor een schutterij in een specifieke bestemming is voorzien, wordt het college niet gevolgd in diens standpunt dat een schutterij eveneens onder de ruimere bestemming "Sportvelden Rs(v)" is toegestaan. Weliswaar kan het gebruik van de gronden voor een schutterij onder sportbeoefening worden begrepen, maar, gelet op de systematiek van dit bestemmingsplan, moet worden aangenomen dat de planwetgever, gelet op de daarmee samenhangende ruimtelijke gevolgen, door middel van de specifieke bestemming "Schutterij Rs(s)" heeft beoogd bij uitsluiting de gronden aan de te wijzen waarop de schietsport kan worden beoefend.
De rechtbank heeft daarmee niet onderkend dat het bouwplan ten behoeve van het verplaatsen van het schuttersgebouw en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers in strijd is met het bestemmingsplan, zodat het college daarvoor zonder afwijking van het bestemmingsplan geen omgevingsvergunning kon verlenen.
Het betoog slaagt. Gelet op het vorenstaande behoeft hetgeen [appellant] en anderen overigens hebben betoogd, geen bespreking meer.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Doende hetgeen de rechtbank zou hebben behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 16 juli 2012 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
8. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 februari 2013 in zaak nr. 12/2708;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw van 16 juli 2012, kenmerk UIT/34428;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 395,00 (zegge: driehonderdvijfennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2013
270-789.