ECLI:NL:RVS:2013:1072
Raad van State
- Hoger beroep
- C.J. Borman
- T. Hartsuiker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Buitenlandse Zaken tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 24 mei 2012 een eerdere afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de minister heeft vernietigd. De aanvragen waren gedaan door twee vreemdelingen, die samen met een referente bezwaar maakten tegen de afwijzing van hun aanvragen. De minister had op 10 maart 2011 de aanvragen afgewezen en dit besluit op 1 november 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister onterecht had gehandeld en vernietigde het besluit, waarna de minister hoger beroep instelde.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 september 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank had in haar uitspraak de afwijzing van de aanvragen van de vreemdelingen gegrond verklaard, maar de Raad van State oordeelde dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde gronden waren niet van dien aard dat zij vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden.
Daarom bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de proceskosten van de referente en de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt. De proceskosten werden vastgesteld op € 472,00, en er werd een griffierecht van € 466,00 opgelegd aan de staatssecretaris. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, ambtenaar van staat.