ECLI:NL:RVS:2013:1072

Raad van State

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
201206148/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Buitenlandse Zaken tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, die op 24 mei 2012 een eerdere afwijzing van aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de minister heeft vernietigd. De aanvragen waren gedaan door twee vreemdelingen, die samen met een referente bezwaar maakten tegen de afwijzing van hun aanvragen. De minister had op 10 maart 2011 de aanvragen afgewezen en dit besluit op 1 november 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister onterecht had gehandeld en vernietigde het besluit, waarna de minister hoger beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 september 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank had in haar uitspraak de afwijzing van de aanvragen van de vreemdelingen gegrond verklaard, maar de Raad van State oordeelde dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde gronden waren niet van dien aard dat zij vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden.

Daarom bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de proceskosten van de referente en de vreemdelingen, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt. De proceskosten werden vastgesteld op € 472,00, en er werd een griffierecht van € 466,00 opgelegd aan de staatssecretaris. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201206148/1/V1.
Datum uitspraak: 3 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Buitenlandse Zaken,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 24 mei 2012 in zaak nr. 11/38677 in het geding tussen:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] (hierna gezamenlijk: de vreemdelingen) en [referente])
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2011 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 1 november 2011 heeft de minister het daartegen door de referente en de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 mei 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de referente en de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De referente en vreemdeling 1 hebben een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
3. De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de referente en de vreemdelingen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een griffierecht van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Hartsuiker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2013
620-716.