ECLI:NL:RVS:2013:1066
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris en verzoek om voorlopige voorziening
Op 4 september 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdelingen, waaronder minderjarige kinderen, hadden op 10 juni 2013 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvragen door de staatssecretaris zijn afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 5 juli 2013 de beroepen ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad oordeelde dat de aangevoerde informatie over de positie van Koerden in Turkije en de detentieomstandigheden daar geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitzetting van de vreemdelingen. Het hoger beroep werd als kennelijk ongegrond beschouwd, en de voorzitter bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om de uitzetting te schorsen werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De beslissing van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 4 september 2013, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst van de procedure.