ECLI:NL:RVS:2013:1066

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
201306207/1/V2 en 201306207/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris en verzoek om voorlopige voorziening

Op 4 september 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van asielaanvragen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdelingen, waaronder minderjarige kinderen, hadden op 10 juni 2013 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvragen door de staatssecretaris zijn afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 5 juli 2013 de beroepen ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De Raad oordeelde dat de aangevoerde informatie over de positie van Koerden in Turkije en de detentieomstandigheden daar geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de uitzetting van de vreemdelingen. Het hoger beroep werd als kennelijk ongegrond beschouwd, en de voorzitter bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om de uitzetting te schorsen werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen. De beslissing van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 4 september 2013, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst van de procedure.

Uitspraak

201306207/1/V2 en 201306207/2/V2.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdelingen], mede voor hun minderjarige kinderen,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 5 juli 2013 in zaken nrs. 13/15033, 13/15034, 13/15035, 13/15037 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 10 juni 2013 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 5 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. De algemene informatie die de vreemdelingen aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd over de positie van Koerden in Turkije en de detentieomstandigheden aldaar geeft geen grond voor het oordeel dat niet van de rechtmatigheid van de uitzetting van de vreemdelingen en de wijze waarop deze wordt geëffectueerd kan worden uitgegaan.
3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond, de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en het verzoek de uitzetting te schorsen dient te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Zwinkels
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
309