ECLI:NL:RVS:2013:1059

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
201306148/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.J.G. Driessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Eijsden

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 september 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Eijsden, en de raad van de gemeente Eijsden-Margraten. Het verzoek volgde op de vaststelling van het bestemmingsplan "Eijsden" door de raad op 23 april 2013. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat door overlast van bezoekers van een nabijgelegen eetcafé en beperking van zijn uitzicht.

De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 13 augustus 2013, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers van DAS rechtsbijstand en de raad door J.H.E. Rutten van de gemeente. De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek van de verzoeker betrekking heeft op de wijziging van artikel 15, lid 15.2, van de planregels, die het zonder vergunning vergrote vlonderterras van het eetcafé legaliseert. De raad stelde dat het beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat hij geen zienswijze had ingediend over het ontwerpplan.

De voorzitter heeft echter geoordeeld dat het niet indienen van een zienswijze verschoonbaar kan zijn, gezien de onduidelijkheid over de aanduiding van het vlonderterras in de ontwerpplanverbeelding. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vergroting van het vlonderterras met 40 m² niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de verzoeker. De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201306148/2/R6.
Datum uitspraak: 6 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Eijsden-Margraten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Eijsden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[eetcafé] (hierna: het Eetcafé) heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 augustus 2013, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door J.H.E Rutten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het Eetcafé, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek van [verzoeker] heeft betrekking op de gewijzigde vaststelling van artikel 15, lid 15.2, van de planregels. Volgens hem wordt met de wijziging van dit artikel ten onrechte het zonder vergunning vergrote vlonderterras behorende bij het Eetcafé op het perceel [locatie A] gelegaliseerd.
2.1. Blijkens de verbeelding is aan een deel van de gronden met de bestemming "Natuur" gelegen voor het perceel [locatie A] de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vlonder" toegekend.
Ingevolge artikel 15, lid 15.1, onder e, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Natuur" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vlonder" bestemd voor een vlonder.
Ingevolge lid 15.2 mag op de tot "Natuur" aangewezen gronden niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde welke zijn toegestaan conform het bepaalde in lid 15.1, onder e, met een maximale bouwhoogte van 1,2 m en afscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1,5 m gemeten vanaf de bovenkant van de vlonder. Bestaande bouwwerken mogen in hun huidige omvang worden gehandhaafd.
Ingevolge lid 15.2 van de planregels behorende bij het ontwerpplan mocht op de tot "Natuur" aangewezen gronden niet worden gebouwd. Bestaande bouwwerken mochten in hun huidige omvang worden gehandhaafd.
3. De raad stelt dat het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij geen zienswijze heeft ingediend over het ontwerpplan en met de gewijzigde vaststelling van artikel 15, lid 15.2, van de planregels uitsluitend maximale bouwhoogten zijn toegevoegd. De mogelijkheid tot het realiseren van de vlonder was reeds in het ontwerpplan opgenomen, zodat het verzoek volgens de raad dient te worden afgewezen.
3.1. Vaststaat dat [verzoeker] geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht bij de raad.
Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die over het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
3.2. De voorzitter sluit niet uit dat het niet indienen van een zienswijze over het ontwerpplan verschoonbaar zal worden geacht, nu ter zitting is gebleken dat op de op de website www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar gestelde ontwerpplanverbeelding de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vlonder" per abuis niet was opgenomen voor het deel van de gronden gelegen voor het perceel [locatie A] en in het gewijzigde lid 15.2 van de planregels wordt verwezen naar gronden met deze aanduiding. De voorzitter gaat er dan ook in het kader van de onderhavige procedure vanuit dat het beroep van [verzoeker] ontvankelijk zal worden geacht.
4. [verzoeker] vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat vanwege overlast van bezoekers en beperking van zijn uitzicht.
4.1. De woning van [verzoeker] op het perceel [locatie B] ligt op ongeveer 12 m afstand van het deel van de gronden met de bestemming "Natuur" gelegen voor het perceel [locatie A] waaraan de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vlonder" is toegekend. Ter zitting heeft de raad verklaard dat reeds vóór het jaar 2007 op de locatie van het huidige vlonderterras een kleiner buitenterras aanwezig was en dat sinds 2007 legaal een vlonderterras aanwezig is. Niet in geschil is dat in het voorjaar van 2013 het vlonderterras zonder omgevingsvergunning is vergoot met ongeveer 40 m². Ter zitting heeft de raad verklaard dat de huidige oppervlakte van het vergrote vlonderterras in het plan is opgenomen door de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vlonder".
4.2. Naar het oordeel van de voorzitter heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vergroting van het vlonderterras met 40 m² niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker]. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting door de raad is verklaard dat het vlonderterras als gevolg van de vergroting niet dichterbij de woning van [verzoeker] is komen te liggen. Het Eetcafé heeft ter zitting verder toegelicht dat de vlonder is bekleed met steigerhout en is voorzien van windschermen waardoor het stemgeluid van bezoekers wordt gedempt.
De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van [verzoeker] niet onevenredig wordt beperkt. Hierbij is van belang dat geen blijvend recht op een vrij uitzicht bestaat, dat het vlonderterras niet recht voor de woning van [verzoeker] ligt en dat ingevolge artikel 15, lid 15.2, van de planregels slechts afscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1,5 m zijn toegestaan.
5. Ten slotte betoogt [verzoeker] dat de gronden waarop het vlonderterras wordt mogelijk gemaakt deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en dat dit in strijd is met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (hierna: het POL), omdat het vlonderterras de wezenlijke kenmerken en waarden in het gebied aantast en geen sprake is van compensatie.
5.1. Vaststaat dat de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vlonder" gelegen zijn in de EHS. In het POL staat dat het beleid voor de EHS gericht is op het behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied. De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het nee, tenzij regime. Binnen de EHS zijn nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.
5.2. [verzoeker] heeft naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat door het toestaan van het vlonderterras in de EHS de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. Hierbij wordt van belang geacht dat ter zitting door de raad is verklaard dat geen sprake is van een onomkeerbare situatie en dat geen oppervlakteverharding wordt aangelegd, nu de vlonderverharding demontabel is en er wordt gewerkt met een balkenconstructie. Uit de door de raad overgelegde mailwisseling met de rayonecoloog van de provincie Limburg van 7 augustus 2013 volgt dat van de zijde van de provincie is aangegeven dat, indien sprake is van een omkeerbare situatie en geen oppervlakteverharding aanwezig is, geen compensatie behoeft plaats te vinden en de vlonderverharding gehandhaafd kan blijven. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met het EHS-beleid uit het POL tot stand is gekomen.
6. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Driessen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2013
634.