ECLI:NL:RVS:2013:1041

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
201304777/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met herziening uitspraak bestuursrecht

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 augustus 2013 een verzoek om voorlopige voorziening behandeld. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker] en anderen, die eerder in een uitspraak van 19 december 2012, zaak nr. 201205119/1/R4, in het ongelijk waren gesteld. De verzoekers vroegen om herziening van deze uitspraak en vroegen tevens om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 augustus 2013, waar de verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], aanwezig waren, evenals de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat, vertegenwoordigd door P.B. Loonstra.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling een onherroepelijke uitspraak herzien op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, maar niet bekend waren bij de indiener. De verzoekers stelden dat de Afdeling onjuiste gronden had gebruikt om hun beroep ongegrond te verklaren en dat er processuele fouten waren gemaakt. Ze voerden aan dat hun recht op een eerlijke behandeling was geschonden.

De voorzitter werd verzocht om een maatregel te treffen die alle infrastructurele handelingen voor de uitvoering van het bestemmingsplan 'Balk-Verbindingsweg' opschort. Tijdens de zitting werd ook gesproken over een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in het plangebied, wat volgens de verzoekers de intentie toonde om de verbindingsweg snel te realiseren. De raad verklaarde echter dat de realisatie pas in het najaar van 2014 zou plaatsvinden.

Uiteindelijk oordeelde de voorzitter dat er geen spoedeisend belang was dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde, en wees het verzoek af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 augustus 2013.

Uitspraak

201304777/2/R4.
Datum uitspraak: 26 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in verband met een verzoek om toepassing van artikel 8:88 van de Awb, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, van:
[verzoeker], wonend te Wijckel, gemeente Gaasterlân-Sleat, en anderen,
Procesverloop
Bij uitspraak van 19 december 2012, in zaak nr. 201205119/1/R4, heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is aangehecht.
[verzoeker] en anderen hebben verzocht de uitspraak te herzien.
[verzoeker] en anderen hebben voorts de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 augustus 2013, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat, vertegenwoordigd door P.B. Loonstra.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. [verzoeker] en anderen betogen dat er aanleiding bestaat om de uitspraak te herzien. Zij stellen - samengevat weergegeven - dat de Afdeling op onjuiste gronden het beroep ongegrond heeft verklaard, dat de raad en de Afdeling processuele fouten hebben gemaakt en dat zij, anders dan in de uitspraak van 19 december 2012 is geoordeeld, wel zijn benadeeld doordat stukken niet ter inzage hebben gelegen. Tot slot stellen zij dat de Afdeling in het verleden, onder meer met de uitspraak van 12 juni 2002, in zaak nr. 200100131/1, en de eerder genoemde uitspraak van 19 december 2012 de gemeente heeft geholpen om de verbindingsweg te realiseren. Hierdoor is hun recht op een eerlijke en openbare behandeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechtsprekende instantie geschonden, aldus [verzoeker] en anderen.
4. De voorzitter wordt verzocht bij wege van voorlopige voorziening een maatregel te treffen waardoor alle infrastructurele handelingen die nodig zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan "Balk-Verbindingsweg" worden opgeschort.
5. Ter zitting hebben [verzoeker] en anderen gewezen op de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van zes bomen in het plangebied. Hieruit blijkt volgens hen dat de intentie bestaat op korte termijn de verbindingsweg te realiseren. De raad heeft ter zitting verklaard dat de daadwerkelijke realisatie van het plan niet eerder dan in het najaar van 2014 zal plaatsvinden. Dat de desbetreffende omgevingsvergunning is verleend, maakt niet dat volgens de raad de intentie bestaat om eerder dan het najaar van 2014 de werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg van de verbindingsweg een aanvang te laten nemen. Volgens de raad is de verlening van de omgevingsvergunning een van de procedures die moeten worden doorlopen om in het najaar van 2014 te kunnen beginnen met de realisatie van de verbindingsweg.
6. Gezien het vorenstaande is naar het oordeel van de voorzitter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek dient te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2013
375-767.