201301569/1/A2.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 januari 2013 in zaak nr. 12/389 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] toegekende voorschot zorgtoeslag over 2011 herzien vastgesteld op nihil. Bij besluit van 8 november 2011 heeft de dienst € 819,00 aan teveel betaalde voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 20 januari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] tegen die besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de zorgtoeslag (hierna: de Wzt) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, tenzij anders is geregeld, onder verzekerde verstaan: de persoon, bedoeld in artikel 1, onder f, of in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet, vanaf de eerste dag van de kalendermaand, volgende op de maand waarin hij achttien jaar wordt, met uitzondering van de verzekerde, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van die wet.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, heeft een verzekerde, indien de normpremie voor de verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil.
2. Aan het besluit van 20 januari 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat, nu [appellant] geen verzekerde, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wzt is, hij ingevolge artikel 2, eerste lid, van die wet geen aanspraak op zorgtoeslag heeft.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door dat als juist te aanvaarden, heeft miskend dat het buiten proportie is dat de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten zorgtoeslag van hem terugvordert. Hij heeft het aanvraagformulier zorgtoeslag verkeerd begrepen. De Belastingdienst/Toeslagen had hem dat formulier niet uit eigen beweging mogen toezenden, nu de dienst had kunnen weten dat hij geen verzekerde, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wzt, is, omdat hij al 40 jaar in Italië woont. Voorts is hij niet in staat de voorschotten terug te betalen.
3.1. Niet in geschil is dat [appellant] over 2011 geen aanspraak op zorgtoeslag had.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de dienst de teveel betaalde voorschotten terecht van hem heeft teruggevorderd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 november 2012 in zaak nr. 201202657/1/A2), mag de Belastingdienst/Toeslagen ingevolge artikel 26 van de Awir niet van terugvordering afzien, indien herziening van een voorschot tot een terug te vorderen bedrag leidt. Het betoog faalt. Overigens heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellant] gewezen op de mogelijkheid van een standaard betalingsregeling of een betalingsregeling op maat.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
686.