201211944/1/R3.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hosey B.V., gevestigd te Someren, en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Someren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruitersportcentrum Het Keelven" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Hosey en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2013, waar Hosey en anderen, vertegenwoordigd door M.J.E. Driessen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. R.T. Klarenaar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Verder is ter zitting Manege-Pensionstal ’t Keelven, vertegenwoordigd door H.P.M. Welten en M.J.F.G. Welten, gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan maakt een manege aan de Kuilvenweg 4 en 6 met ondersteunende horeca mogelijk.
3. Hosey en anderen komen op tegen de in het plan geboden horecamogelijkheden, die volgens hen te ruim zijn. Zij betogen dat de raad ten onrechte hun brief van 13 september 2012, die een aanvulling vormt op hun zienswijze, niet heeft betrokken bij de behandeling van de zienswijzen. Verder is het door het plan toegestane gebruiksoppervlak voor horeca volgens hen te groot. Bovendien sluit het plan niet uit dat de horecaruimte eveneens wordt gebruikt door personen die niet betrokken zijn bij de paardensport op de manege, zodat feitelijk sprake is van reguliere horeca. Hosey en anderen betogen in dit verband dat de omvang van de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor horecaexploitatie in strijd is met de Verordening ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant (hierna: de Verordening 2012), omdat het plan feitelijk voorziet in de vestiging van een stedelijke functie in het buitengebied. Voorts is het plan volgens hen in strijd met het gemeentelijke beleid om in het ontwikkelingsgebied "De Heihorsten" enkel ondergeschikte en ondersteunende horeca toe te staan. Daarnaast is het plan in strijd met de "Visie op de horeca in het buitengebied in Brabant" van het Toeristisch Ondernemers Platform TOP Brabant (hierna: TOP-visie). Verder gaat het plan ten koste van bestaande horecaondernemingen en leidt het tot oneerlijke concurrentie, aldus Hosey en anderen.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ingevolge het plan op het perceel slechts ondergeschikte horeca is toegestaan en dat reguliere horeca is uitgesloten. Daarbij komt volgens hem dat het maximaal toegestane oppervlak aan horeca op het perceel 10% bedraagt van het maximaal toegestane bebouwingsoppervlak. Dit percentage is volgens de raad vergelijkbaar met dat van andere recreatieve functies met ondergeschikte horeca in de omgeving. Verder betoogt de raad met betrekking tot het gemeentelijke beleid dat de TOP-visie niet wordt onderschreven. Zijn beleid ligt vast in de gemeentelijke nota "De Kracht van Toerisme", die ruime ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor verschillende vormen van dag- en verblijfsrecreatie in het gebied De Heihorsten.
3.2. Ingevolge artikel 1, onder 1.34, van de planregels wordt ondersteunende horeca gedefinieerd als horeca die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunend karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Sport-Manege" aangewezen gronden bestemd voor:
a. een manege;
[…];
d. gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de manege;
e. sport- en speelvoorzieningen ten behoeve van de manege;
[…];
i. ondersteunende horeca tot een maximum bruto vloeroppervlakte van 850 m2 inclusief terras;
[…].
Ingevolge lid 3.2, onder 3.2.2, sub c. mag de totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen voor de manege niet meer bedragen dan 8500 m2.
3.3. Op 18 juli 2012 zijn Hosey en anderen in de gelegenheid gesteld om in een gesprek met ambtenaren van de gemeente hun schriftelijke zienswijze nader toe te lichten. Hiervan is een verslag opgemaakt en naar hen toegezonden. Bij brief van 13 september 2012 hebben Hosey en anderen hun reactie op dit verslag gegeven. Verder leidt de Afdeling uit de nota van zienswijzen af dat de inhoud van het gesprek van 18 juli 2012 is betrokken bij de beantwoording van de zienswijze van Hosey en anderen. De brief van 13 september 2012 is een verduidelijking op de eerder gegeven mondelinge toelichting op de zienswijze. Gelet hierop faalt het betoog dat de genoemde brief ten onrechte niet is meegenomen bij de beantwoording van de zienswijze.
3.4. Uit de bij de Verordening 2012 behorende kaart "Natuur en Landschap" blijkt dat het perceel Kuilvenweg 4-6 deel uitmaakt van de groenblauwe mantel.
Ingevolge artikel 1.1, onder 80, van de Verordening 2012 wordt onder een VAB-vestiging verstaan de vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat.
Ingevolge artikel 11.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening 2012 kan in afwijking van artikel 11.6, eerste lid, onder a, een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel voorzien in een VAB-vestiging of een uitbreiding van een dagrecreatief terrein, mits de beoogde ontwikkeling binnen de groenblauwe mantel niet leidt tot de bouw van gebouwen met een totale omvang van meer dan 1,5 ha.
3.4.1. Niet in geschil is dat op het perceel Kuilvenweg 4 een als zodanig bestemde boerderij aanwezig was. Aldus voorziet het plan in de exploitatie van een dagrecreatief terrein binnen de groenblauwe mantel op een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Verder bedraagt de maximaal toegestane totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen van de manege ingevolge de planregels 8500 m2. De totale oppervlakte aan gebouwen blijft derhalve onder het in artikel 11.9, eerste lid, van de Verordening 2012 genoemde maximum van 1,5 ha.
Het plan maakt op het perceel binnen de manege ondersteunende horeca mogelijk. Dit betekent dat de nadruk binnen de manege moet liggen op de paardensport, alsmede dat de horeca-activiteiten hiermee dienen samen te hangen en in functioneel opzicht hieraan ondergeschikt dienen te blijven. Verder bedraagt het maximum bruto oppervlak voor horeca 850 m2, inclusief het terras, ten opzichte van een maximaal toegestaan oppervlak aan bedrijfsgebouwen van in totaal 8500 m2. Het gaat hier om een horecaruimte die zal worden benut voor verschillende activiteiten die samenhangen met de manege, zoals instructie, jurering en prijsuitreikingen. Daarnaast heeft Manege-Pensionstal ’t Keelven naar voren gebracht dat zij zich mede richt op rolstoelgebruikers, zodat een ruim vloeroppervlak noodzakelijk is in verband met de toegankelijkheid. De horeca blijft ook in ruimtelijk opzicht ondergeschikt aan de manege.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de exploitatie van enkel ondergeschikte horeca binnen de manege afdoende is gewaarborgd. Het plan staat, gelet op de bestemming, geen gebruik van de horecaruimte toe voor feesten en andere aangelegenheden die los staan van de manege. De raad heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet in strijd met de Verordening 2012 voorziet in een stedelijke functie binnen de groenblauwe mantel. Ook anderszins bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de Verordening 2012. Het betoog faalt.
3.5. In het gemeentelijke beleid als opgenomen in de beleidsnota "De Kracht van Toerisme" van 15 december 2010 staat dat in het projectlocatiegebied "De Heihorsten" ondersteunende horeca is toegestaan. Zoals de Afdeling reeds in overweging 3.4.1 heeft overwogen is bij de manege slechts ondergeschikte horeca toegestaan en sluit het plan reguliere horeca uit. In de nota staat verder dat de maximaal toegestane bruto bedrijfsvloeroppervlakte aan ondersteunende horeca per recreatieve onderneming moeten worden afgestemd op de hoofdfunctie. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omvang van de ondersteunende horeca in het plan aansluit bij die van de manege en dat het plan in overeenstemming is met de beleidsnota. Het betoog omtrent het gemeentelijke beleid faalt.
3.6. Voor een mogelijke daling van de omzet van horecaondernemingen als gevolg van de uitoefening van horeca op de manege geldt dat een bestemmingsplan niet dient om concurrentieverhoudingen te regelen. In het enkele gegeven dat het plan wellicht ten koste zal gaan van de omzet van bestaande horecagelegenheden behoefde de raad geen aanleiding te zien om ondergeschikte horeca in het plan uit te sluiten. Het betoog faalt.
3.7. Met betrekking tot het betoog dat de horecamogelijkheden uit het plan in strijd zijn met de TOP-visie overweegt de Afdeling dat deze visie is opgesteld door horecaondernemers. De raad heeft niet te kennen gegeven in te stemmen met de TOP-Visie en heeft de inhoud hiervan niet overgenomen als eigen beleid. De raad was hieraan bij de vaststelling van het plan dan ook niet gebonden. Reeds hierom faalt het hierop betrekking hebbende betoog.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
45-656