201204674/1/A1.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 4 april 2012 in zaak nr. 11/6503 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Bij besluit van 17 oktober 2011 heeft het college het projectbesluit [locatie] genomen en aan [belanghebbende] ontheffing van de Bouwverordening Haarlem en reguliere bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een bestaand pand tot een woning op het perceel [locatie] te Haarlem.
Bij uitspraak van 4 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[belanghebbende] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2012, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door J.R. Hartmans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R. Vos, advocaat te Haarlem, gehoord.
1. Het bouwplan is, nu het voorziet in een woning op de bestemming "Erf", in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Stadsvernieuwingsplan Oude Stad, 2e partiële herziening". Om het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 3.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening een projectbesluit genomen.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het college in redelijkheid tot het nemen van een projectbesluit voor het bouwplan heeft kunnen besluiten, heeft miskend dat het bouwplan gedeeltelijk op zijn perceel wordt gerealiseerd. Daartoe voert hij aan dat de situatietekening die als bijlage bij de vergunningaanvraag is gevoegd onjuist is. Voorts voert hij in dit verband aan dat het afsluiten van de steeg ertoe heeft geleid dat het idee is ontstaan dat de steeg behoort tot het perceel [locatie].
2.1. De rechtbank heeft in hetgeen in beroep is aangevoerd, terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het bouwplan op het perceel van [appellant] is voorzien. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat op de situatietekening, die deel uitmaakt van de bouwvergunning, het grondgebied is aangegeven waar de aanvraag op ziet. Volgens die tekening is het bouwplan niet op het perceel van [appellant] voorzien. Het enkele feit dat de eerder bij de aanvraag ingediende situatietekening onjuist is, leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank in zoverre terecht overwogen dat het college in redelijkheid tot het nemen van het projectbesluit ten behoeve van het bouwplan heeft kunnen besluiten en voorts dat de bouwvergunning terecht is verleend. Hetgeen [appellant] ten aanzien van het afsluiten van de steeg heeft aangevoerd behoeft, nu het bouwplan daar niet op ziet, geen bespreking.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012