201111145/1/A3.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Gastel, gemeente Cranendonck,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 september 2011 in zaak nr. 10/4225 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck.
Bij besluit van 12 juli 2010 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen een door [persoon] aangelegde uitweg vanuit het perceel [locatie] naar het Stormgat te Gastel.
Bij besluit van 16 november 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 september 2011 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[persoon] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.A. Vermeeren, advocaat te Etten-Leur, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.A.M. Evers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [persoon] daar gehoord, vertegenwoordigd door mr. T.G.G. Raymakers, advocaat te Budel.
1. Ingevolge artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Cranendonck 2010 (hierna: Apv) is het verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
a. indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
b. indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
Ingevolge het tweede lid verbiedt het college het maken of veranderen van de uitweg:
a. indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht,
b. indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats,
c. indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast,
d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Ingevolge het derde lid kan de uitweg worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.
2. Het college heeft aan de in bezwaar gehandhaafde weigering tot handhavend optreden ten grondslag gelegd dat er geen wettelijk voorschrift wordt overtreden, aangezien de uitweg niet is aangelegd in strijd met het bestemmingsplan en het college het maken van de uitweg niet op grond van artikel 2:12 van de Apv heeft verboden.
3. [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college van handhavend optreden heeft mogen afzien. Daartoe betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de uitweg niet in strijd is met het bestemmingsplan. Ook voert hij daartoe aan dat de uitweg is aangelegd, terwijl niet wordt voldaan aan artikel 2:12, tweede lid, van de Apv.
3.1. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom Gastel" rust op de gronden waarop de uitweg is gerealiseerd de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)".
Ingevolge artikel 6 van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als "Maatschappelijke doeleinden (M)" aangewezen gronden bestemd voor:
a. educatieve voorzieningen;
b. (sociaal-)medische voorzieningen;
c. (sociaal-)culturele voorzieningen;
d. levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen;
e. voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
f. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
g. groenvoorzieningen en verhardingen;
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de gronden waarop de uitweg is aangelegd onder meer zijn bestemd voor groenvoorzieningen en verhardingen en dat niet is bepaald dat het gebruik van deze verhardingen uitsluitend is toegestaan indien dit ten dienste staat of ondergeschikt is aan de functie "Maatschappelijke doeleinden". Het gebruik van de gronden als uitweg ten behoeve van het perceel van [persoon] verdraagt zich daarom met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" die op de gronden rust waarop de uitweg is aangelegd. Dat [persoon] de uitweg ten behoeve van het uitwegen van zijn woning op de Keerkom zowel privé als bedrijfsmatig zal gebruiken en de uitweg derhalve niet voor maatschappelijke doeleinden zal worden gebruikt, maakt dit niet anders, aangezien in artikel 6 is bepaald dat het gebruik van verhardingen ter plaatse is toegestaan, ongeacht de aard of functie van dat gebruik. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanleg van de uitweg niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat zich daarom geen overtreding van dat plan voordoet.
3.2. [persoon] heeft voorafgaand aan de aanleg van de uitweg een melding gedaan als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Apv. Niet in geschil is dat het college de aanleg van de uitweg niet heeft verboden. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college zich daarom terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 2:12 van de Apv niet wordt overtreden. Dat, zoals [appellant] betoogt, het college had moeten overgaan tot het verbieden van de uitweg, omdat niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2:12, tweede lid, van de Apv kan in deze procedure niet aan de orde komen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uitsluitend dient te worden nagegaan of een zich een overtreding van artikel 2:12 van de Apv voordoet. Zoals reeds is overwogen, doet deze zich niet voor, omdat het college het aanleggen van de uitweg niet heeft verboden. [appellant] kan zijn bezwaren tegen de uitweg in dit geval slechts aan de civiele rechter voorleggen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012