201201653/1/T1/R4.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
[appellant], wonend te Barendrecht,
de raad van de gemeente Barendrecht,
verweerder.
Bij besluit van 20 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Vaanpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2012, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door onder meer mr. L.L. Scheppink en drs. J.P. van den Berg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
De Afdeling heeft de behandeling van het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A. Versluis Beheer B.V., gevestigd te Barendrecht, en anderen, van deze zaak afgesplitst en voortgezet onder zaak nr. 20101653/3/R4.
1. Het plan voorziet in een nieuw juridisch-planologisch kader voor het bedrijventerrein Vaanpark in Barendrecht, aan de westzijde van de A29. Het plan is hoofdzakelijk conserverend van aard, maar maakt ook een aantal ontwikkelingen in het plangebied mogelijk, waaronder een woon-werkkavel aan de Carnisseweg [nummers].
2. [appellant] kan zich niet verenigen met de mogelijkheid om het perceel dat naast zijn perceel aan de [locatie] ligt, als woon-werkkavel in te richten. [appellant] stelt dat het perceel momenteel is ingericht als groenstrook en dat het dient als overgang van het woongebied naar het industriegebied. Volgens hem heeft een wethouder toegezegd dat deze groenstrook behouden zal blijven. [appellant] betoogt dat de beoogde inrichting van het perceel een aantasting zal opleveren van de karakteristieke uitstraling van de boerderij die op zijn perceel staat. [appellant] voert aan dat de waterhuishouding zal veranderen als gevolg van de werkzaamheden voor de beoogde nieuwbouw. Door het gebruik dat van de nieuwbouw gemaakt kan worden, zal voorts extra geluidhinder optreden, aldus [appellant]. Tot slot wijst [appellant] erop dat de gemeente het perceel aan de Carnisseweg [nummers] al te koop heeft aangeboden gedurende de periode dat zienswijzen tegen het ontwerpplan naar voren konden worden gebracht, dus nog voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. De procedure is volgens hem reeds hierom onzorgvuldig.
2.1. De raad ontkent dat er een toezegging over het behoud van de groenstrook is gedaan. Voorts deelt de raad niet het standpunt van [appellant] dat als gevolg van het plan een onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke uitstraling van de boerderij van [appellant] optreedt. In dit verband geeft de raad te kennen dat wordt beoogd de nieuwbouw te laten aansluiten op het karakter van de bestaande bebouwing. Nu ter plaatse alleen bedrijven worden toegestaan die onder categorie 1 of 2 als bedoeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten vallen, verwacht de raad dat de in het plan voorziene gebruiksmogelijkheden geen geluidoverlast voor [appellant] met zich zullen brengen.
2.2. Het plan voorziet, voor zover thans van belang, voor het perceel aan de Carnisseweg [nummers] in de bestemming "Gemengd - 2". Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planregels is dit perceel bestemd voor vrijstaande woningen met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en ontsluitingspaden, alsmede voor:
a. de beroepsuitoefening aan huis;
b. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" dienstverlening en bedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de planregels mogen op de voor "Gemengd-2" bestemde gronden uitsluitend vrijstaande woningen met de daarbij behorende bijgebouwen worden gebouwd, waaronder mede begrepen aanbouwen en uitbreidingen van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven bouwvlak;
b. de goothoogte van de gebouwen binnen de bouwvlakken ten hoogste bedraagt het op de plankaart aangeduide aantal meters;
c. ter plaatse van de aanduiding "minimale-maximale dakhelling (graden)" hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling niet minder of meer mag bedragen dan wordt aangeduid.
2.3. Voor zover [appellant] zich beroept op het vertrouwensbeginsel, overweegt de Afdeling dat [appellant] niet met concrete gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad, het bevoegde orgaan in dezen, de verwachting is gewekt dat de groenstrook zou worden behouden.
2.4. De verkoop van het perceel Carnisseweg [nummers] gedurende de zienswijzentermijn betreft een feitelijke handeling van de gemeente, die geen direct verband houdt met het besluit tot vaststelling van het plan. Het betoog dat deze handeling onrechtmatig is, kan in deze procedure dan ook niet aan de orde komen.
2.5. [appellant] heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is geworden dat de waterhuishouding op zijn perceel als gevolg van de in dit plan voorziene bouwmogelijkheden wordt verstoord.
2.6. Omtrent het betoog dat de nieuwbouwmogelijkheden een aantasting kunnen opleveren van de karakteristieke uitstraling van zijn boerderij, overweegt de Afdeling als volgt. Op de woon-werkkavel aan de Carnisseweg [nummers] zijn vier bouwvlakken geprojecteerd, waarvan twee de aanduiding "bijgebouwen" hebben. Ter plaatse van de bouwvlakken voor de woningen geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter, ter plaatse van de bouwvlakken voor de bijgebouwen geldt een maximale goothoogte van 5 meter. Op de digitale verbeelding, welke gelet op artikel 1.2.3, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening beslissend is, zijn geen aanduidingen met betrekking tot de dakhelling voor de bouwvlakken opgenomen. Bij gebreke van dergelijke aanduidingen, kunnen op de ter plaatse voorziene woningen en bijgebouwen daken van een onbeperkte hoogte worden gerealiseerd. Ter zitting heeft de raad te kennen gegeven dat het niet opnemen van deze aanduidingen een omissie is geweest. Naar eigen zeggen was het wel zijn bedoeling om ter plaatse van de vier bouwvlakken iets over de maximale dakhelling te regelen.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van het plan geen onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke uitstraling van de woonboerderij van [appellant] optreedt.
2.7. In de in het plan voorziene bijgebouwen kunnen bedrijven tot en met categorie 2 van de bij het bestemmingsplan gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten worden gevestigd. De vestiging van een kinderdagverblijf, waar [appellant] in het bijzonder voor vreest, behoort niet tot de mogelijkheden, maar het plan voorziet wel in de vestiging van andere bedrijven die invloed kunnen hebben op de geluidbelasting op de woonboerderij. Eén van de twee bijgebouwen die op de woon-werkkavel is voorzien, ligt op ongeveer 12 meter afstand van de woonboerderij van [appellant]. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling niet, althans niet zonder nadere motivering, op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van de in dit plan voorziene bouwmogelijkheden geen geluidoverlast voor [appellant] zal optreden.
2.8. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.6 is overwogen bestaat aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het perceel aan de Carnisseweg [nummers] te Barendrecht, niet strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.7 is overwogen, bestaat daarnaast aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.9. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De raad dient daartoe met inachtneming van overweging 2.6 het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor het perceel aan de Carnisseweg [nummers] te Barendrecht en het bestreden besluit in dat licht nader te motiveren ten aanzien van de invloed van de op dit perceel voorziene bouwmogelijkheden op de karakteristieke uitstraling van de woonboerderij van [appellant]. Daarnaast dient de raad met inachtneming van overweging 2.7 het besluit ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden op het perceel Carnisseweg [nummers] te Barendrecht, alsnog toereikend te motiveren dan wel het besluit ook op dit punt te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Bij de voorbereiding van een nieuw besluit behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Het nieuwe besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
2.10. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt de raad van de gemeente Barendrecht op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van de overwegingen 2.6, 2.7, 2.8 en 2.9 de daar omschreven gebreken te herstellen en
- de Afdeling en de andere partij de uitkomst mede te delen en een gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Binnema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012