ECLI:NL:RVS:2012:BY7313

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201210861/1/A1 en 201210861/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • N.D.T. Pieters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en tijdelijke bewoning van stacaravans op recreatieterrein

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening en een hoger beroep van Mastbosch en Croimvort Recreatie tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Vught. Het college had op 30 november 2011 gelast dat de tijdelijke bewoning van 75 stacaravans op een perceel aan de Loverensestraat 7 te Cromvoirt gestaakt moest worden. Mastbosch en Croimvort Recreatie maakten bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde deze bezwaren ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch oordeelde op 9 oktober 2012 dat de besluiten van het college vernietigd moesten worden, wat leidde tot hoger beroep van Mastbosch en Croimvort Recreatie.

De Raad van State oordeelt dat het college handhavend kon optreden, omdat het perceel in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 december 2012 behandeld. De voorzitter concludeert dat er geen beletsel is om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, en dat het college terecht heeft gesteld dat er geen concreet zicht op legalisering van de tijdelijke bewoning bestaat. De voorzitter bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

De Raad van State benadrukt dat handhaving in het algemeen belang is en dat het college, gezien de beperkte capaciteit en middelen, de handhaving in fasen mocht uitvoeren. De argumenten van Mastbosch en Croimvort Recreatie dat het handhavingsbeleid niet redelijk is, worden verworpen. De voorzitter concludeert dat de besluiten van het college van 29 oktober 2012 ongegrond zijn en bevestigt de eerdere uitspraak.

Uitspraak

201210861/1/A1 en 201210861/2/A1.
Datum uitspraak: 20 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en (met toepassing van artikel 8:86 van die wet) op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Mastbosch B.V. en Cromvoirt Recreatie b.v., beide gevestigd te Sint-Oedenrode, appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2012 in de zaken nrs. 12/2278, 12/2279, 12/2284 en 12/2285 in het geding tussen:
Mastbosch en Croimvort Recreatie en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid T&S Holding b.v. en Langhstraet b.v., beide gevestigd te Waalwijk
en
het college van burgemeester en wethouders van Vught.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 30 november 2011 heeft het college Mastbosch en Croimvort Recreatie gelast ervoor te zorgen dat de al dan niet tijdelijke bewoning van 75 stacaravans op een perceel, gelegen aan de Loverensestraat 7 te Cromvoirt, genaamd Landgoed Loveren (hierna: het perceel), wordt gestaakt en gestaakt blijft.
Bij afzonderlijke besluiten van 11 juni 2012 heeft het de door Mastbosch en Croimvort Recreatie daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 oktober 2012 heeft de voorzieningenrechter de door Mastbosch en Croimvort Recreatie daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, bepaald dat het college nieuwe besluiten op de gemaakte bezwaren neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen en de besluiten van 30 november 2011 geschorst tot en met zes weken na bekendmaking van de nieuw te nemen besluiten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Mastbosch en Croimvort Recreatie hoger beroep ingesteld.
Bij besluiten van 29 oktober 2012 heeft het college de door Mastbosch en Croimvort Recreatie gemaakte bezwaren gegrond verklaard, doch de besluiten van 30 november 2011 gehandhaafd.
Mastbosch en Croimvort Recreatie zijn tegen deze besluiten opgekomen. Verder hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2012, waar Mastbosch en Cromvoirt Recreatie, beide vertegenwoordigd door H. van Acht, bijgestaan door mr. A.A.M. van der Aa, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.P. Randewijk en W. Donckers, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied 1997" rust op het perceel de bestemming "Recreatieve doeleinden".
Ingevolge artikel 14, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor recreatieve voorzieningen in de vorm van onder meer kampeer- en caravanterrein.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot doel strijd met de aan de grond gegeven bestemming.
3.    Niet in geschil is dat het perceel door Mastbosch en Croimvort Recreatie in strijd met de bestemming wordt gebruikt en het college daartegen handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat met handhaving is gediend, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat daartegen handhavend kan optreden in de regel van die bevoegdheid gebruik mogen maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het dat niet doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat in verband daarmee van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4.    Mastbosch en Croimvort Recreatie betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het door het college gevoerde handhavingsbeleid niet redelijk is. Zij voeren daartoe aan dat het college de handhaving in fasen ter hand neemt en daarbij ten onrechte als eerste tegen de tijdelijke bewoning van recreatieverblijven op het perceel is opgetreden. Voorts ontbreekt in het beleid een duidelijk tijdspad, aldus dat betoog.
4.1.    De raad van de gemeente Vught heeft in 2004 tot het voeren van handhavingsbeleid besloten. Volgens het gevoerde beleid wordt prioriteit gegeven aan handhavend optreden tegen overtredingen in het buitengebied.
De raad heeft in 2006 de gemeentelijke nota 'Beleid inzake onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven' vastgesteld. Deze nota heeft betrekking op in de gemeente gelegen recreatieterreinen. Op deze terreinen zijn controles uitgevoerd naar onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven. In de nota zijn aanbevelingen gedaan, zoals het uitvoeren van nadere controles en het doen van administratief onderzoek.
Op 17 februari 2009 heeft het college, nadat in 2008 bij drie controles op het perceel was gebleken dat stacaravans waren geplaatst die mogelijk gebruikt werden voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, besloten nader onderzoek te doen als voorbereiding op mogelijke handhaving daartegen. Bij eerder onderzoek was vastgesteld dat op de drie campings in Cromvoirt in meer of mindere mate permanent wordt gewoond. Verder bestond het vermoeden dat ook op camping De Vondst en camping De Leuvert tijdelijke huisvesting van werknemers plaatsvindt. Om praktische redenen kon niet tegen alle overtredingen tegelijk worden opgetreden. Gelet op de omvang van de overtreding en de gevolgen die het gebruik voor huisvesting van grote aantallen arbeiders voor de Cromvoirtse samenleving heeft, is optreden tegen de op het perceel geplaatste stacaravans het meest effectief. Na de bezwaarfase kan de handhavingsprocedure voor tijdelijke werknemers op de overige campings gestart worden. Nadat ook deze procedures in de bezwaarfase zijn aanbeland, kan definitieve besluitvorming over handhavend optreden tegen permanente bewoning op de drie campings voorbereid worden, aldus het college.
4.2.    Hetgeen Mastbosch en Croimvort Recreatie aanvoeren, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het college, gelet op de beperkte beschikbare capaciteit en financiële middelen, de handhaving volgens het gevoerde beleid mocht uitvoeren. Dat, naar Mastbosch en Croimvort Recreatie stellen, al sinds 2004 onderzoek naar permanente bewoning op recreatieparken is gedaan, laat onverlet dat het college de handhaving, lettend op de beperkte beschikbare capaciteit en financiële middelen, in fasen ter hand mocht nemen. Voorts heeft de voorzieningenrechter met juistheid in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de tijdelijke bewoning van recreatieverblijven op Park Mastbosch niet als overtreding van het bestemmingsplan mocht aanmerken, waartegen het eerst handhavend moest worden opgetreden. Onweersproken is dat op het perceel 75 stacaravans worden verhuurd voor de huisvesting van 250 tot 300 buitenlandse werknemers. Dat, zoals Mastbosch en Croimvort Recreatie stellen, sommige werknemers minder dan twee maanden in de desbetreffende caravans verblijven en deze niet onrechtmatig bewonen in de zin van de gemeentelijke nota uit 2006, laat onverlet dat de caravans in strijd met het bestemmingsplan voor de huisvesting van deze werknemers worden gebruikt.
Het betoog van Mastbosch en Croimvort Recreatie dat in het beleid geen duidelijk tijdspad is opgenomen, heeft de voorzieningenrechter terecht evenmin grond gegeven voor het oordeel dat het college niet het gevoerde handhavingsbeleid mocht toepassen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de handhaving volgens dat beleid gefaseerd wordt uitgevoerd en is uiteengezet, welke fasen er zijn en op welk moment de fasen aanvangen, terwijl het college het voornemen heeft om op korte termijn ook tegen de andere overtredingen op te treden.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Het college heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak bij afzonderlijke besluiten van 29 oktober 2012 opnieuw op de door Mastbosch en Croimvort Recreatie tegen de besluiten van 30 november 2011 gemaakte bezwaren beslist. Deze besluiten worden, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht ook voorwerp te zijn van dit geding.
7.    Mastbosch en Croimvort Recreatie betogen dat het college zich bij die besluiten ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen concreet zicht op legalisering is. Zij voeren daartoe aan dat het college krachtens artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) omgevingsvergunning kan verlenen voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan, nu er een tijdelijke behoefte is aan het gebruik van de stacaravans voor niet-recreatieve doeleinden.
7.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 mei 2012 in zaak nr.
201109901/1/A1), volstaat het enkele feit dat het college niet bereid is gebruik te maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering bestaat.
7.2.    Het college heeft zich in de voormelde besluiten op het standpunt gesteld dat, ook indien het krachtens artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a en onder 3˚, van de Wabo omgevingsvergunning kan verlenen, het niet bereid is dat te doen. De raad heeft recentelijk het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" vastgesteld, waarin een regeling is opgenomen voor de tijdelijke huisvesting van werknemers op percelen met een agrarische bestemming. Deze regeling heeft een exclusief karakter. Het bestemmingsplan bevat geen andere mogelijkheden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers. Aan hun huisvesting in stacaravans op recreatieterreinen wordt daarom geen medewerking verleend, aldus het college.
Het aangevoerde biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat het door het college aldus ingenomen standpunt in rechte onhoudbaar is en bestuurlijke medewerking niet zal kunnen worden geweigerd. Gelet hierop, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen concreet zicht op legalisering is. Het betoog faalt.
8.    Mastbosch en Croimvort Recreatie betogen verder dat het college, door in de besluiten van 29 oktober 2012 met terugwerkende kracht een begunstigingstermijn van één jaar aan de bij de besluiten van 30 november 2011 opgelegde last te verbinden, onvoldoende rekening heeft gehouden met de onmogelijkheid om in de periode na de besluiten van 29 oktober 2012 tot het einde van de termijn elders huisvesting voor de buitenlandse werknemers te vinden.
8.1.    Het college heeft in de besluiten van 30 november 2011 een begunstigingstermijn van vier weken na verzending van die besluiten opgenomen. In bezwaar is deze termijn verlengd tot zes weken na verzending van de desbetreffende besluiten en voorts bij besluit van 28 juni 2012 tot zes weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de gemeentelijke nota uit 2006 ook in dit geval van toepassing is en het college ten onrechte niet heeft gemotiveerd, waarom het niet de in die nota vermelde begunstigingstermijn van één jaar heeft toegepast. Het college mocht niet zonder nadere motivering voorbij gaan aan het betoog van Mastbosch en Croimvort Recreatie in bezwaar over de mogelijkheden de desbetreffende werknemers elders te huisvesten, aldus de voorzieningenrechter.
8.2.    In de besluiten van 29 oktober 2012 heeft het college, overeenkomstig het gevoerde beleid, aan de last een begunstigingstermijn van één jaar verbonden. Volgens hem bestond geen aanleiding voor een langere termijn. Hetgeen Mastbosch en Croimvort Recreatie betogen, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Mastbosch en Croimvort Recreatie zijn er in elk geval sinds de besluiten van 30 oktober 2011 van op de hoogte dat het gebruik van de stacaravans in strijd is met het bestemmingsplan en gestaakt moet worden. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat de daarvoor nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn getroffen konden worden. Het betoog faalt.
9.    De beroepen tegen de besluiten van 29 oktober 2012 zijn ongegrond.
10.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verklaart de beroepen tegen de besluiten van 29 oktober 2012, kenmerk BO/RR/Z12-40511/76476 ongegrond;
III.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Pieters
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2012
473.