201204846/1/A2.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs (hierna: het bestuur),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 3 april 2012 in zaak nr. 11/252 in het geding tussen:
de Vereniging voor Christelijk Onderwijs Sliedrecht (hierna: de vereniging)
Bij besluit van 18 juni 2010 heeft het bestuur het verzoek van de vereniging om vergoeding van kosten, verbonden aan de vervanging van een leerkracht in de maanden januari en februari 2010, afgewezen.
Bij besluit van 18 januari 2011 heeft het bestuur het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 april 2012 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 januari 2011 vernietigd en bepaald dat het bestuur een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen overwogen in de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het bestuur hoger beroep ingesteld.
De vereniging heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2012, waar het bestuur, vertegenwoordigd door [medewerker], werkzaam bij het bestuur, en de vereniging, vertegenwoordigd door C.A. de Bondt, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 183, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: Wpo), zoals deze luidde ten tijde van belang, is het bevoegd gezag van een school onderscheidenlijk het bestuur van een centrale dienst voor zover het betreft personeel dat is benoemd op bekostiging voor zorgvoorzieningen als bedoeld in artikel 120, vierde lid, of artikel 132, aangesloten bij een door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan te wijzen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten voor vervanging bij afwezigheid van personeel.
Ingevolge het vierde lid kan de rechtspersoon regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.
Ingevolge artikel 9, van het Reglement Vervangingsfonds voor het Primair Onderwijs voor het schooljaar 2009-2010 (hierna: het Reglement), declareert het bevoegd gezag de kosten verbonden aan de vervanging, voor zover door dit Reglement toegestaan, conform de bestuursvoorschriften die daartoe door het bestuur worden vastgesteld. Declaratie van kosten dient plaats te vinden binnen drie maanden na afloop van de maand waarop de declaratie betrekking heeft. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de aanspraak op bekostiging, tenzij er naar het oordeel van het bestuur sprake is van buitengewone feiten of omstandigheden.
2. Op 9 juni 2010 heeft de vereniging een verzoek ingediend bij het bestuur om vergoeding van de kosten, gemoeid met vervanging van een leerkracht in dienst van de vereniging over de maanden januari en februari 2010. Bij besluit van 18 juni 2010, gehandhaafd bij besluit van 18 januari 2011, heeft het bestuur dit verzoek afgewezen, omdat de termijn, bedoeld in artikel 9 van het Reglement, overschreden is en er geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van deze termijn rechtvaardigen.
3. De rechtbank heeft overwogen dat het bestuur in het schooljaar 2008/2009 de in artikel 9 van het Reglement bedoelde termijn heeft verruimd in verband met de overstap van veel scholen naar een ander administratiesysteem voor salarissen. De overschrijding van de termijn in dit geval hangt samen met de overstap van de vereniging van het administratiesysteem "CASO" naar het administratiesysteem "Raet", waardoor dit een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 9 van het Reglement is, aldus de rechtbank. Om die reden heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit van het bestuur van 18 januari 2011 vernietigd.
4. Het bestuur betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de overschrijding van de termijn te wijten is aan een fout van de vereniging zelf. Het bestuur stelt dat reeds hierom geen uitzondering gemaakt hoefde te worden.
Het bestuur betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat de aanloopproblemen met het administratiesysteem "Raet" in het schooljaar 2008/2009 hebben plaatsgevonden en dat de in dat verband door het bestuur gemaakte uitzonderingen op de in artikel 9 van het Reglement bedoelde termijn slechts betrekking hebben op dat schooljaar. Met ingang van januari 2009 wordt voormelde termijn weer strikt gehanteerd, omdat verwacht mag worden dat scholen ervaring hebben opgedaan met het desbetreffende systeem, aldus het bestuur.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek niet tijdig is ingediend als gevolg van een fout van de vereniging. In geschil is of er bijzondere omstandigheden zijn die het bestuur ertoe nopen de overschrijding van de termijn verschoonbaar te achten. Dit dient het bestuur van geval tot geval te beoordelen. Anders dan de rechtbank, acht de Afdeling niet doorslaggevend dat er aanloopproblemen waren met het desbetreffende administratiesysteem in het schooljaar 2008/2009. Het onderhavige verzoek dateert van ruim een jaar later. Het bestuur heeft voorts per brief van 12 december 2008 te kennen gegeven dat per januari 2009 geen coulance meer zou worden betracht voor te laat ingediende verzoeken. Deze communicatie was niet zodanig gebrekkig dat dat reden zou kunnen zijn om daar geen gewicht aan toe te kennen. Het had de vereniging derhalve duidelijk moeten zijn dat zij haar verzoek tijdig moest indienen en dat problemen met het administratiesysteem in beginsel geen reden zou zijn voor het aannemen van de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden die voor het bestuur aanleiding zou zijn een verzoek desondanks toch in te willigen. Aan de e-mail van 16 juni 2009 van een medewerker van de stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs kan de vereniging geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen, omdat deze slechts informatief van aard is en hier geen rechtsgevolgen aan zijn verbonden. De inhoud van de e-mail is, naar het bestuur ter zitting heeft verklaard, volgens de steller ervan achteraf bezien te ruim geformuleerd. Nu de vereniging geen andere bijzondere omstandigheden heeft gesteld, heeft het bestuur het verzoek terecht afgewezen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 18 januari 2011 van de vereniging alsnog ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 3 april 2012 in zaak nr. 11/252;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Roemers w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012