ECLI:NL:RVS:2012:BY7289

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201204713/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavend optreden tegen gebruik perceel Melkweg 13 te Alteveer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 29 maart 2012, waarin het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel Melkweg 13 te Alteveer ongegrond werd verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Noordenveld had op 11 augustus 2011 het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden afgewezen. Dit besluit werd later door het college bevestigd door het bezwaar van [appellant] ongegrond te verklaren op 2 december 2011.

Tijdens de zitting op 6 december 2012 werd het hoger beroep behandeld. [appellant] stelde dat hij belang had bij de beoordeling van het hoger beroep, ondanks het feit dat het gebruik van het perceel voor de opvang van dak- en thuislozen per februari 2012 was beëindigd. Het college en [belanghebbende] betoogden echter dat [appellant] geen actueel belang meer had, aangezien de huurovereenkomst met het Leger des Heils was beëindigd en het perceel nu werd gebruikt voor vakantieopvang van kinderen met gedragsstoornissen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellant] geen rechtens te beschermen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat het gebruik van het perceel was veranderd en er geen schade was geleden door [appellant]. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 27 december 2012.

Uitspraak

201204713/1/A1.
Datum uitspraak: 27 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Alteveer, gemeente Noordenveld,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 29 maart 2012 in zaak nr. 11/841 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordenveld.
Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2011 heeft het college het verzoek van onder meer [appellant] om handhavend op te treden tegen onder meer het gestelde strijdige gebruik van het perceel Melkweg 13 te Alteveer (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 2 december 2011 heeft het college het door onder meer [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 maart 2012 heeft de rechtbank het door onder meer [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 december 2012, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Kuipers en R. Attema, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R. Snel, advocaat te Groningen, gehoord.
Overwegingen
1.    Het college en [belanghebbende] stellen dat [appellant] geen belang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, nu het perceel sinds eind 2011 niet meer wordt gebruikt voor de opvang van dak- en thuislozen en de huurovereenkomst met het Leger des Heils per februari 2012 is beëindigd.
1.1.    Uit verklaringen van het Leger des Heils, het college en de eigenaar van de Prins Willem-Alexander Hoeve blijkt dat het gebruik van de hoeve voor de opvang van dak- en thuislozen is beëindigd per februari 2012. De hoeve wordt inmiddels voor een periode van vijf jaar, met een verlengingsoptie van drie jaar, gehuurd door de Stichting Plekzat ten behoeve van vakantieopvang van kinderen in de leeftijd van 7 tot 15 jaar met een gedragsstoornis.
[appellant] komt op tegen het gebruik van de hoeve voor de opvang van dak- en thuislozen. Niet is gebleken dat [appellant] nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 september 2010 in zaak nr.
201003549/1/H3) is de bestuursrechter slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. De omstandigheid dat een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep volgens [appellant] van belang is voor toekomstig gebruik van de hoeve, kan niet leiden tot een ander oordeel. Nu [appellant] voorts niet heeft gesteld dat hij schade heeft geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming, ontbreekt belang bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Fransen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2012
407-776.