ECLI:NL:RVS:2012:BY7287

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201210208/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in geschil over vergunning voor uitbreiding varkenshouderij in Bergeijk

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 december 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, wonend te Bergeijk, tegen het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. De zaak betreft een melding van een vergunninghouder op grond van de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant, met betrekking tot een wijziging en uitbreiding van de varkenshouderij aan een specifieke locatie in Bergeijk. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van het college en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat de vergunninghouder geen aanspraak kan maken op het veebestand en de bijbehorende ammoniakemissie. Hij stelt dat een deel van de mestproductie- en ammoniakrechten aan hem toekomt en dat de bouw van de stallen inmiddels is gestart, waarbij een groot aantal bomen is gekapt.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 december 2012, waar de verzoeker, bijgestaan door een deskundige, en het college, vertegenwoordigd door een advocaat, aanwezig waren. De voorzitter overweegt dat de brief van 20 september 2012 van het college geen besluit is waartegen bezwaar en beroep openstaat. De vraag naar het rechtskarakter van deze brief kan in een mogelijke bodemprocedure aan de orde komen. De voorzitter wijst erop dat de vergunningen voor de uitbreiding van de inrichting en de bouw van de stallen onherroepelijk zijn en in deze procedure niet kunnen worden aangetast. De brief van 20 september 2012 biedt geen toestemming voor de gemelde wijziging en uitbreiding van de veehouderij, waardoor de verzoeker geen baat heeft bij een schorsing van de reactie van het college.

Uiteindelijk besluit de voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 december 2012.

Uitspraak

201210208/1/A4.
Datum uitspraak: 18 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Bergeijk, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoeker,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 20 september 2012 heeft het college een melding van [vergunninghouder] op grond van de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant met betrekking tot een wijziging en uitbreiding van de varkenshouderij aan de [locatie] te Bergeijk, voor kennisgeving aangenomen.
Tegen deze brief heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 december 2012, waar [verzoeker], bijgestaan door ing. A.F.M. Manders, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Uittenbosch, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door mr. A.H.M. Smits, advocaat te Rosmalen, gehoord.
Overwegingen
1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de brief van 20 september 2012 geen besluit is waartegen bezwaar en beroep open staat.
1.1.    Deze procedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag wat het rechtskarakter is van de brief van 20 september 2012. Of deze brief als een besluit moet worden aangemerkt waartegen [verzoeker] bezwaar en beroep kan instellen, kan in een mogelijke bodemprocedure aan de orde komen.
2.     [verzoeker] betoogt dat [vergunninghouder] geen aanspraak kan maken op het veebestand en de daarbij behorende ammoniakemissie die hij bij het college heeft gemeld. Hij beweert dat in ieder geval een deel van de desbetreffende  mestproductie- en ammoniakrechten aan hem toekomt. Verder stelt [verzoeker] dat de stallen inmiddels worden gerealiseerd en dat ten behoeve van de uitbreiding van de veehouderij een groot aantal bomen is gekapt. Hij verzoekt de voorzitter daarom de bouw van de stallen stil te leggen en de voor de uitbreiding verleende vergunningen te schorsen dan wel te vernietigen. Zijn verzoek strekt verder tot teruggave van mestproductierechten en het opleggen van een herplantplicht voor de kap van de bomen.
2.1.    In deze procedure gaat het alleen om de reactie van het college op de melding van [vergunninghouder] op grond van de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant. Een voorlopige voorziening die strekt tot het opleggen van een herplantplicht of overdracht van mestproductierechten past niet binnen dit kader.
Voor de uitbreiding van de inrichting en de bouw van de stallen zijn krachtens de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningen verleend. Deze vergunningen zijn onherroepelijk; zij kunnen in deze procedure niet worden aangetast.
Verder behelst de brief van 20 september 2012 geen toestemming om de gemelde wijziging en uitbreiding van de veehouderij te realiseren. In zoverre heeft [verzoeker] geen baat bij een schorsing van de reactie van het college in de brief.
De brief van 20 september 2012 laat voorts onverlet dat voor de uitbreiding en wijziging van de inrichting een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 is vereist. Ter zitting is gebleken dat een vergunning is aangevraagd en de aanvraag in behandeling is genomen. Voor zover [verzoeker] stelt dat in strijd wordt gehandeld met de Natuurbeschermingswet 1998 gaat het om een handhavingskwestie die in deze procedure niet aan de orde is.
3.     Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann    w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2012
190-738.