201207325/1/A2.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zorgkantoor Friesland B.V., gevestigd te Leeuwarden,
appellante,
het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
Bij besluit van 20 juli 2011 heeft het Cvz de subsidie aan Zorgkantoor Friesland voor de verlening van persoonsgebonden budgetten aan verzekerden voor het jaar 2008 op een bedrag van € 80.196.871,00 vastgesteld en een bedrag van € 938.000,00 aan teveel betaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van eveneens 20 juli 2011 heeft het Cvz de subsidie aan Zorgkantoor Friesland voor de verlening van persoonsgebonden budgetten aan verzekerden voor het jaar 2009 op een bedrag van € 97.180.270,00 vastgesteld en een bedrag van € 366.000,00 aan teveel betaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 14 juni 2012 heeft het Cvz de door Zorgkantoor Friesland tegen deze besluiten gemaakte bezwaren met betrekking tot de motivering gegrond verklaard, deze motivering aangevuld en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Zorgkantoor Friesland beroep ingesteld.
Het Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2012, waar Zorgkantoor Friesland, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich, advocaat te Den Haag, bijgestaan door [directeur financiën], en [manager finance & control], beiden werkzaam bij Zorgkantoor Friesland, en het Cvz, vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en J. Knollema, beiden werkzaam bij het Cvz, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het Cvz overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
Ingevolge artikel 1.3.1 van de Regeling subsidies AWBZ (hierna: de Regeling) bestaat een projectsubsidie uit het verschil tussen de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende en met inachtneming van de ingevolge deze regeling in aanmerking komende werkelijke lasten, voor zover opgenomen in de door het Cvz goedgekeurde begroting, en de met de gesubsidieerde activiteiten samenhangende baten. De subsidie bedraagt niet meer dan het door het Cvz vastgestelde maximum.
Ingevolge artikel 2.6.2, eerste lid, voor zover van belang, wordt aan zorgkantoren op aanvraag een subsidie verleend die is bestemd voor het verstrekken van netto persoonsgebonden budgetten.
Ingevolge het achtste lid wordt voor de toepassing van hoofdstuk I van de Regeling de in het eerste lid bedoelde subsidie beschouwd als een projectsubsidie, met dien verstande dat de aanvraag van de subsidie in afwijking van artikel 1.6.1, tweede lid, niet vergezeld gaat van een projectplan.
Ingevolge artikel 1.10.3, zoals dit artikel vanaf 1 januari 2010 geldt, worden bij de baten ook de rente-inkomsten in verband met de op de subsidie verleende voorschotten in aanmerking genomen.
2. Bij de afzonderlijke besluiten van 20 juli 2011 heeft het Cvz subsidies voor Zorgkantoor Friesland vastgesteld voor het ingevolge de Regeling verlenen van persoonsgebonden budgetten aan AWBZ-verzekerden voor de jaren 2008 en 2009, waarbij het Cvz de rentebaten die zijn behaald met de verstrekte voorschotten in mindering heeft gebracht op de eerdere verleningen. Dit heeft ertoe geleid dat Zorgkantoor Friesland over het jaar 2008 een bedrag van € 938.000,00 en over het jaar 2009 een bedrag van € 366.000,00 aan teveel ontvangen voorschotten moet terugbetalen.
Het Cvz heeft in het besluit op bezwaar van 14 juni 2012 nader gemotiveerd dat de rentebaten die Zorgkantoor Friesland met de subsidievoorschotten heeft behaald op grond van artikel 1.3.1 van de Regeling mochten worden teruggevorderd, aangezien de rentebaten vallen onder de baten genoemd in dat artikel.
3. Zorgkantoor Friesland betoogt dat het Cvz niet bevoegd was om bij de subsidievaststelling over de jaren 2008 en 2009 de rentebaten te verrekenen. Uit de bevoorschotting voortvloeiende rentebaten zijn volgens Zorgkantoor Friesland geen baten die met de gesubsidieerde activiteiten samenhangen, zoals bedoeld in artikel 1.3.1 van de Regeling. De subsidie aan Zorgkantoor Friesland is bedoeld om persoonsgebonden budgetten aan AWBZ-verzekerden te verstrekken, terwijl de rentebaten inkomsten zijn die voortvloeien uit de bevoorschotting door het Cvz.
3.1. Zorgkantoor Friesland heeft van het Cvz over de jaren 2008 en 2009 voorschotten op de voor die jaren verleende subsidies ontvangen om deze in de vorm van persoonsgebonden budgetten uit te keren aan hiervoor in aanmerking komende AWBZ-verzekerden. Het Cvz heeft ter zitting toegelicht dat het deze voorschotten uitbetaalt om liquiditeitsproblemen bij de zorgkantoren als gevolg van het uitkeren van persoonsgebonden budgetten te voorkomen. De uitbetaalde voorschotten, en de rentebaten die daarmee zijn behaald, hangen derhalve samen met de gesubsidieerde activiteiten. Het standpunt van Zorgkantoor Friesland, dat de rentebaten verband houden met de bevoorschotting en in die zin geen met de gesubsidieerde activiteiten verworven inkomsten zijn, maakt niet dat de samenhang als bedoeld in artikel 1.3.1 van de Regeling niet aanwezig is. Zorgkantoor Friesland gaat daarbij uit van een te enge reikwijdte van die bepaling.
Anders dan Zorgkantoor Friesland aanvoert, schept het met ingang van 1 januari 2010 ingevoegde artikel 1.10.3 van de Regeling (Stcrt. 2009, nr. 18877) voorts geen nieuwe bevoegdheid, maar betreft het een verduidelijking van de reeds bestaande bevoegdheid en verplichting om de rentebaten van de voorschotten te verrekenen bij de subsidievaststelling.
4. Zorgkantoor Friesland betoogt verder dat het Cvz in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld door de rentebaten te verrekenen bij de subsidievaststelling. Het Cvz heeft dit in de jaren voorafgaand aan 2008 nooit gedaan en de regelgeving is in 2008 en 2009 niet gewijzigd, zodat zij erop mocht vertrouwen dat het Cvz de rentebaten ook in dit geval niet zou verrekenen. Als de regelgeving al verrekening zou toelaten, dan had het in de rede gelegen dat het Cvz vanaf het moment dat het tot dat inzicht kwam, vanaf 2011, in de verleningsbeschikkingen had bepaald dat bij de subsidievaststelling rekening zou worden gehouden met rentebaten, zodat dit voor haar voorzienbaar zou zijn geweest, aldus Zorgkantoor Friesland.
4.1. Ingevolge artikel 1.3.1 van de Regeling diende het Cvz de rentebaten bij de vaststelling te verrekenen met de verleende subsidie. Het Cvz heeft geen besluit genomen dat het hiervan zou afzien of op andere wijze meegedeeld dat de zorgkantoren de rentebaten mochten houden en aan een reserve mochten toevoegen. Zorgkantoor Friesland moest er derhalve rekening mee houden dat de rentebaten zouden worden verrekend op het moment dat de subsidie zou worden vastgesteld. Daarbij is niet van belang of hierop bij de subsidieverlening is gewezen. Aan het enkele feit dat het Cvz de rentebaten in eerdere jaren niet heeft verrekend kon Zorgkantoor Friesland niet het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen, dat dit ook over de in geding zijnde jaren niet zou gebeuren. Te minder, nu het Cvz ter zitting heeft toegelicht dat in eerdere jaren de rentebaten, in tegenstelling tot de jaren 2008 en 2009, verwaarloosbaar klein waren.
Voorts kon Zorgkantoor Friesland, anders dan ter zitting gesteld, ook aan een telefoongesprek met de heer J. Knollema van het Cvz geen gerechtvaardigde verwachtingen ontlenen, reeds omdat niet aannemelijk is gemaakt dat daarin een duidelijke en ondubbelzinnige toezegging is gedaan, dat de rentebaten niet zouden worden verrekend. Het Cvz heeft met het verrekenen van de rentebaten op de voorschotten over de jaren 2008 en 2009 met de verleende subsidie dus niet in strijd gehandeld met het rechtszekerheids- of het vertrouwensbeginsel.
5. Het besluit van 14 juni 2012 kan in rechte stand houden. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012