201204350/1/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 maart 2012 in zaak nr. 11/2519 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Bij besluit van 15 oktober 2010 heeft het college aan Keivast B.V. ontheffing en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een extra verdieping op het pand Weerdsingel 51-52 en Koekoekstraat 2 te Utrecht (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 juli 2011 heeft het college naar aanleiding van het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar het besluit van 15 oktober 2010 niet herroepen en in stand gelaten.
Bij uitspraak van 22 maart 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Keivast B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2012, waar [een van de appellanten], bijgestaan door mr. W. Kattouw, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.M.L. Krak, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Keivast B.V., vertegenwoordigd door E.A.T. van Rooijen, bijgestaan door mr. K. Dankers, advocaat te Utrecht, gehoord.
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Vogelenbuurt en Tuinwijk" rust op het perceel de bestemming "gemengde doeleinden" en mag op Weerdsingel 51 het aantal bouwlagen maximaal drie en op Weerdsingel 52 maximaal twee bedragen.
In artikel 8, negende lid, onder a, van de planvoorschriften is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen voor het bouwen van een extra bouwlaag met dien verstande dat geen onevenredige nadelige effecten mogen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden, de privacy en de bezonning voor aangelegen percelen.
2. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen ontheffing mocht verlenen als bedoeld in artikel 8, negende lid, onder a, van de planvoorschriften, omdat de te realiseren derde bouwlaag onevenredige nadelige effecten zal hebben voor de bezonning van hun dakterras. Zij voeren daartoe aan dat een afname van zonlicht met meer dan 33% op meer dan 1/3 van het oppervlakte van hun dakterras, zoals hier aan de orde, onevenredig is.
2.1. Het college heeft zich ter aanwending van zijn bevoegdheid ontheffing te verlenen, gebaseerd op de bezonningsstudie van de gemeente van juni 2011. Volgens deze studie, waarvan de uitkomst grotendeels wordt bevestigd door de door [appellanten] overgelegde bezonningsstudie van 24 januari 2012 van adviesbureau Climatic Design Consult, zal ten gevolge van de te realiseren extra bouwlaag in de ochtend op 21 maart het dakterras grotendeels in de schaduw liggen en op 21 juni om 10:00 uur de helft ervan, terwijl dat in de bestaande situatie niet het geval is. Op 21 september om 10:00 uur zal het dakterras nagenoeg geheel en om 12:00 uur voor de helft in de schaduw liggen, terwijl dat in de bestaande situatie niet het geval is.
De bezonning op het dakterras van [appellanten] neemt door de voorziene extra bouwlaag af. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich echter in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen onevenredig nadelig effect voor de bezonning ontstaat, zodat het college bevoegd was ontheffing te verlenen. Uit beide voormelde bezonningsstudies volgt dat in de maanden, waarin het meest gebruik wordt gemaakt van het dakterras, nog steeds op delen van het terras bezonning is. Het betoog faalt.
3. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte wegens strijd met de goede procesorde de eerst ter zitting aangevoerde beroepsgrond, dat realisering van het bouwplan ertoe leidt dat de schoorsteen op hun woning in strijd zal zijn met het Bouwbesluit 2003, buiten beschouwing heeft gelaten.
3.1. Niet valt in te zien dat [appellanten] deze beroepsgrond niet in een eerder stadium van de procedure naar voren hadden kunnen brengen. Het college heeft daarop niet naar behoren kunnen reageren, nu [appellanten] ook niet hebben toegelicht waarom hun schoorsteen niet aan het Bouwbesluit zou voldoen. De rechtbank heeft deze beroepsgrond terecht buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012