ECLI:NL:RVS:2012:BY6721
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J. de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Groningen inzake bezwaarschrift
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 13 december 2011, waarin het beroep van appellanten niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 8 juni 2011 van het college geen besluit inhoudt waartegen beroep kan worden ingesteld. Appellanten hadden op 20 mei 2011 een bezwaarschrift ingediend, maar de rechtbank stelde vast dat uit dit bezwaarschrift niet duidelijk werd tegen welk besluit het was gericht.
Appellanten betogen in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van 8 juni 2011 niet kan worden opgevat als een weigering om een besluit op het bezwaarschrift te nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze stelling verworpen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de brief van het college geen besluit bevatte en dat er geen sprake was van een weigering om een besluit te nemen.
Daarnaast betogen appellanten dat de vertegenwoordiger van het college, mr. E.M. van Koldam, niet gemachtigd was om hen te vertegenwoordigen. De Afdeling oordeelt dat er geen reden is om aan de machtiging van Van Koldam te twijfelen, aangezien het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank bevestigt dat hij gemachtigd was.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 19 december 2012.